ECLI:NL:GHAMS:2015:365

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
12 februari 2015
Zaaknummer
200.156.859-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid appellant en kostenveroordeling

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.G.M. Haase, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 28 april 2014 is gewezen. De appellant heeft op 28 juli 2014 de dagvaarding ingediend en is in hoger beroep gekomen. De zaak is op de rol van 7 oktober 2014 aangebracht, waarbij tegen de geïntimeerde, WEBPOORT B.V., verstek is verleend. Appellant heeft verzocht om uitstel voor het nemen van grieven, maar dit verzoek is afgewezen. Uiteindelijk is er uitstel verleend tot 13 januari 2015, maar op deze datum heeft appellant geen memorie van grieven ingediend. De memorie die op 9 januari 2015 per telefax is ingediend, is niet in behandeling genomen. Het verstek is op 13 januari 2015 gezuiverd.

Het hof heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van een oneerlijk beding in de zin van Richtlijn 93/13, maar heeft geconcludeerd dat dit niet het geval was. Aangezien appellant geen grieven heeft ingediend, kan hij niet worden ontvangen in het hoger beroep. Het hof heeft de kosten van het hoger beroep voor rekening van appellant gesteld, die zijn begroot op € 704,- aan verschotten en € 447,- aan salaris advocaat. Het arrest is op 10 februari 2015 openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.156.859/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 437587 \ CV EXPL 13-1184
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 februari 2015
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. A.G.M. Haase te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEBPOORT B.V., h.o.d.n. Cees en Co,
gevestigd te Oosterblokker,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.J. de Boer te Hoorn.

1.Het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 28 juli 2014 is appellant in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Hoorn, dat onder bovengenoemd zaak-/rolnummer tussen partijen is gewezen op 28 april 2014.
De zaak is aangebracht op de rol van 7 oktober 2014.
Tegen geïntimeerde is op diezelfde roldatum verstek verleend.
Bij H5-formulier van 13 november 2014 heeft appellant het hof verzocht een uitstel van zes weken te verlenen voor het nemen van grieven.
Dit uitstelverzoek is op 14 november 2014 door de rolgriffier afgewezen, omdat het verzoek niet voldoet aan artikel 2.28 van het Pilot Reglement (PR).
Bij H16-formulier van 17 november 2014 heeft appellant met instemming van de wederpartij om uitstel verzocht.
Daarop is uitstel verleend voor het nemen van een memorie van grieven door appellant tot 13 januari 2015.
Op de rol van 13 januari 2015 heeft appellant geen memorie van grieven genomen.
De op 9 januari 2015 per telefax ter griffie van het hof binnengekomen memorie van grieven is, gelet op het bepaalde in artikel 2.1 PR, niet in behandeling genomen.
Het verstek is door geïntimeerde gezuiverd op 13 januari 2015.
Arrest is bepaald op heden.

2.Beoordeling

Niet is gebleken dat ten aanzien van de in de appeldagvaarding aangevallen beslissing sprake is van een oneerlijk beding in de zin van Richtlijn 93/13.
Bij gebreke van grieven kan appellant niet worden ontvangen in het hoger beroep.
De kosten van het hoger beroep komen voor rekening van appellant.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart appellant niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt appellant in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van geïntimeerde begroot op € 704,- aan verschotten en € 447,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, J.C.W. Rang en C.C. Meijer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2015.