Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Oosterblokker, gemeente Drechterland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
18 maart 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 februari 2015. De zaak betreft een geschil over de ontbinding van een overeenkomst tussen [eiser] en Webpoort B.V. voor het ontwerpen van een website. De partijen waren in 2008 overeengekomen dat Webpoort de website zou ontwerpen voor een bedrag van € 14.607,25 inclusief btw. Na een aantal juridische stappen, waaronder een vonnis van de kantonrechter, heeft [eiser] hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van de kantonrechter, waarin zijn vordering tot schadevergoeding was afgewezen.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof [eiser] ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard in zijn hoger beroep, omdat de memorie van grieven die per telefax was ingediend, niet in behandeling was genomen op basis van het pilotreglement van het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad volgde de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent, die had gepleit voor vernietiging van de rolbeschikking en het arrest van het hof, en voor terugverwijzing naar het hof voor verdere behandeling.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en wees de zaak terug naar het hof voor verdere behandeling en beslissing. Tevens werden de kosten van het geding in cassatie gereserveerd, waarbij de kosten aan de zijde van [eiser] werden begroot op € 474,68 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, terwijl aan de zijde van Webpoort de kosten op nihil werden vastgesteld.