ECLI:NL:HR:2016:453

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2016
Publicatiedatum
18 maart 2016
Zaaknummer
15/02356
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest gerechtshof Amsterdam en terugverwijzing in geschil over ontbinding overeenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 februari 2015. De zaak betreft een geschil over de ontbinding van een overeenkomst tussen [eiser] en Webpoort B.V. voor het ontwerpen van een website. De partijen waren in 2008 overeengekomen dat Webpoort de website zou ontwerpen voor een bedrag van € 14.607,25 inclusief btw. Na een aantal juridische stappen, waaronder een vonnis van de kantonrechter, heeft [eiser] hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van de kantonrechter, waarin zijn vordering tot schadevergoeding was afgewezen.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof [eiser] ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard in zijn hoger beroep, omdat de memorie van grieven die per telefax was ingediend, niet in behandeling was genomen op basis van het pilotreglement van het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad volgde de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent, die had gepleit voor vernietiging van de rolbeschikking en het arrest van het hof, en voor terugverwijzing naar het hof voor verdere behandeling.

De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en wees de zaak terug naar het hof voor verdere behandeling en beslissing. Tevens werden de kosten van het geding in cassatie gereserveerd, waarbij de kosten aan de zijde van [eiser] werden begroot op € 474,68 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, terwijl aan de zijde van Webpoort de kosten op nihil werden vastgesteld.

Uitspraak

18 maart 2016
Eerste Kamer
15/02356
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.K. van der Brugge,
t e g e n
WEBPOORT B.V., handelende onder de naam [A] ,
gevestigd te Oosterblokker, gemeente Drechterland,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Webpoort.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 437587 CV EXPL 13-1184 van de kantonrechter te Hoorn van 29 juli 2013, 25 november 2013 en 28 april 2014;
b. het arrest in de zaak 200.156.859/01 van het gerechtshof Amsterdam van 10 februari 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Webpoort is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging van de rolbeschikking van 13 januari 2015 en het arrest van 10 februari 2015 van het gerechtshof Amsterdam en tot terugverwijzing naar dit hof.
3. Beoordeling van het middel
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Partijen zijn in 2008 overeengekomen dat Webpoort een website zou ontwerpen voor [eiser] voor de prijs van € 14.607,25 inclusief btw.
(ii) [eiser] heeft ontbinding van de overeenkomst gevorderd alsmede schadevergoeding op de grond dat Webpoort toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
(iii) De kantonrechter heeft bij tussenvonnis voor recht verklaard dat de overeenkomst is ontbonden.
(iv) Bij eindvonnis heeft de kantonrechter de vordering tot schadevergoeding afgewezen.
(v) [eiser] heeft hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis. Hem is uitstel verleend voor het nemen van een memorie van grieven tot 13 januari 2015.
(vi) [eiser] heeft op de rol van 13 januari 2015 geen memorie van grieven genomen. Wel heeft hij op 9 januari 2015 per telefax een memorie van grieven bij de griffie van het hof ingediend.
(vii) Het hof heeft [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep wegens het ontbreken van grieven. Het heeft daartoe kort gezegd overwogen dat de op 9 februari 2015 binnengekomen telefax niet in behandeling is genomen gelet op art. 2.1 van het pilotreglement van het gerechtshof Amsterdam.
3.2
Het middel klaagt dat het hof ten onrechte de op 9 januari 2015 per telefax ter griffie van het hof binnengekomen memorie van grieven niet in behandeling heeft genomen op basis van art. 2.1 van het pilotreglement van het gerechtshof Amsterdam.
De klacht slaagt op de gronden als weergegeven in het arrest van de Hoge Raad van 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1078, NJ 2015/209.
3.3
Nu Webpoort de bestreden beslissing niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 februari 2015;
wijst het geding terug naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van [eiser] op € 474,68 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, en aan de zijde van Webpoort op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 maart 2016.