Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
CEES EN CO,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 december 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. Het hoger beroep was gericht tegen een eindvonnis van 28 april 2014, waarin de kantonrechter de vordering van [appellant] tot ontbinding van een overeenkomst met Webpoort B.V. had afgewezen. De Hoge Raad had eerder het arrest van het hof van 10 februari 2015 vernietigd en de zaak terugverwezen naar het hof voor verdere behandeling.
De kern van het geschil betrof de vraag of Webpoort tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst voor het ontwerpen van een website. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had vastgesteld dat de overeenkomst op 21 juni 2010 was ontbonden. Webpoort werd niet-ontvankelijk verklaard in haar incidentele appel, omdat zij niet tijdig hoger beroep had ingesteld tegen het tussenvonnis. Het hof oordeelde dat de vordering van [appellant] tot betaling van € 10.225,08 op grond van ongedaanmakingsverbintenis toewijsbaar was, aangezien de overeenkomst was ontbonden.
Het hof vernietigde het eindvonnis voor zover de vordering van [appellant] was afgewezen en veroordeelde Webpoort tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Webpoort werd ook veroordeeld in de proceskosten van het geding in zowel principaal als incidenteel appel. Het hof bekrachtigde het eindvonnis voor het overige en wees het meer of anders gevorderde af.