In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter van 14 juni 2013. De zaak betreft de ontruiming van panden aan de Passeerdersgracht in Amsterdam en de daaruit voortvloeiende verstoring van de openbare orde. De verdachte, geboren op een onbekende datum en adres, werd beschuldigd van deelname aan een samenscholing en het niet opvolgen van politiebevelen tijdens een demonstratie op 5 juli 2011. Het hof heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie beoordeeld. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding innerlijk tegenstrijdig was en dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens misbruik van bevoegdheden. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 50,- en één dag hechtenis. Het hof oordeelde dat de verdachte de openbare orde had verstoord en het gezag van de politie had ondermijnd, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008.