Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.mr. Jan Evert STADIG,
,
mr. Philip Willem SCHREURS,
1.mr. Pieter Rudolf DEKKER,
[belanghebbende sub 2],
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR [Y],
[belanghebbende sub 4],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een voorlopige voorziening tot schorsing van een bestuurder op basis van artikel 2:298 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank had eerder op 5 september 2014 een kopstaart beschikking gegeven, waarin de bestuurder met onmiddellijke ingang werd geschorst en een andere bestuurder werd benoemd. De curatoren, die belast zijn met het beheer van de failliete boedel van [X], stelden dat er voldoende vrees voor wanbeleid bestond. De appellante, die de levenspartner van [X] is, had samen met hem vijf kinderen en was als bestuurder van [Y] aangesteld. De curatoren voerden aan dat de belangen van de failliete boedel in het geding waren en dat de appellante niet in staat was om haar taken als bestuurder adequaat uit te voeren. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had besloten om zonder de appellante te horen te beslissen, gezien de spoedeisendheid van de situatie en de financiële problemen van de [X]-groep. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees de vorderingen van de appellante af, waarbij zij werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.