In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de minister van Economische Zaken heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat de ingevoerde spaarlampen van Chinese niet-preferentiële oorsprong zijn. De zaak betreft een uitnodiging tot betaling van antidumpingrechten die aan [X] B.V. was opgelegd. De minister had eerder een UTB (uitnodiging tot betaling) uitgegeven, die na bezwaar door de rechtbank was gehandhaafd. Het Hof heeft vastgesteld dat de minister voldoende bewijs heeft geleverd voor de Chinese oorsprong van de spaarlampen, onder andere door verwijzing naar een rapport van het OLAF, waarin werd geconcludeerd dat de spaarlampen van Chinese oorsprong waren. Belanghebbende heeft betoogd dat de minister het verdedigingsbeginsel heeft geschonden door geen fyco-formulieren te verstrekken die betrekking hebben op de fysieke controles van de aangiften. Het Hof oordeelde echter dat de minister niet in gebreke was gebleven, omdat de fyco-formulieren niet beschikbaar waren op het moment van het uitreiken van de UTB. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van een vergissing van de douaneautoriteiten en dat de minister niet gehouden was om af te zien van navordering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.