ECLI:NL:GHAMS:2015:1968

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
26 mei 2015
Zaaknummer
200.150.729-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake licentieovereenkomst en non-concurrentiebeding tussen Dam Spirit B.V. en Coffee Company Holding B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Dam Spirit B.V. tegen een kort geding vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De voorzieningenrechter had Dam Spirit veroordeeld tot het staken van het gebruik van de naam 'Coffee Company' en het betalen van een boete wegens overtreding van het non-concurrentiebeding uit de licentieovereenkomst. De licentieovereenkomst tussen partijen, die op 30 november 2013 eindigde, bevatte bepalingen over geheimhouding, non-concurrentie en de gevolgen van beëindiging. Na de beëindiging van de overeenkomst bleef Dam Spirit onder de naam 'Hot Chocolate' warme dranken verkopen, wat leidde tot de rechtszaak. Het hof oordeelt dat Coffee Company een spoedeisend belang heeft bij het staken van het gebruik van de naam en dat het non-concurrentiebeding niet onredelijk bezwarend is. De grieven van Dam Spirit worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, waarbij Dam Spirit wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.200.150.729/01
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam : 3008581 KK EXPL 14-726
Arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 februari 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAM SPIRIT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.H. Kolenbrander te Leiden,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COFFEE COMPANY HOLDING B.V.,
gevestigd te Joure,
geïntimeerde,
advocaat: mr. O.R. van Hardenbroek van Ammerstol te Den Haag,

1.Het procesverloop

Partijen worden hierna Dam Spirit en Coffee Company genoemd.
Dam Spirit is bij dagvaarding van 5 juni 2014, houdende de grieven, in hoger beroep gekomen van een kort geding vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) van 26 mei 2014, gewezen tussen Coffee Company als eiseres in conventie en verweerster in voorwaardelijke reconventie en Dam Spirit als gedaagde in conventie en eiseres in voorwaardelijke reconventie.
Hierna hebben partijen de volgende stukken ingediend:
- een memorie van antwoord van Coffee Company, met productie.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 28 augustus 2014 doen bepleiten, Dam Spirit door mr. Kolenbrander voornoemd en Coffee Company door mr. Van Hardenbroek voornoemd, beiden aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Dam Spirit heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen, de vorderingen van Coffee Company alsnog zal afwijzen en Coffee Company zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen Dam Spirit aan Coffee Company op grond van het bestreden vonnis heeft betaald, met beslissing over de proceskosten en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Coffee Company heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1 een aantal feiten vastgesteld die tot uitgangspunt zijn genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep op zich zelf niet in geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Aangevuld met enige andere feiten - als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken - komen de feiten neer op het volgende.
2.1
Coffee Company is een dochteronderneming van D.E. Masterblenders 1753 en houdt zich bezig met het opzetten en exploiteren van (een formule voor) koffiehuizen. Van de 40 Coffee Company-vestigingen in Nederland exploiteert Coffee Company er 24 zelf en worden er 16 geëxploiteerd door franchisenemers.
2.2
Eén van de franchisenemers is Dam Spirit. Zij exploiteerde van 1 december 2005 tot 30 november 2013 – als eerste franchisenemer van Coffee Company in Nederland – een Coffee Company-vestiging aan [adres] te [plaats].
2.3
Partijen zijn met ingang van 1 december 2005 een licentieovereenkomst aangegaan voor de duur van vijf jaar (hierna: de Licentieovereenkomst). De Licentieovereenkomst is, met enkele wijzigingen, verlengd met drie jaar en is op 30 november 2013 geëindigd.
2.4
Artikel 18 van de Licentieovereenkomst luidt:
GEHEIMHOUDING, NON-CONCURRENTIEBEDING
18.1.
De Coffee Company-partner verplicht zich jegens Coffee Company gedurende de looptijd van de overeenkomst tot volledige geheimhouding van al hetgeen de Coffee Company-partner ter kennis is gekomen in het kader van de uitoefening van de onderhavige overeenkomst, betreffende de werkzaamheden en relaties van Coffee Company en met Coffee Company gelieerde bedrijven. Deze verplichting geldt voor onbeperkte duur voor het gebruik en de openbaarmaking van alle informatie, kennis, knowhow en technologische voorsprong, die Coffee Company als vertrouwelijke informatie aangeeft, met uitzondering van de informatie die buiten toedoen van de Coffee Company-partner reeds voordien tot het publieke domein behoorden. Deze geheimhoudingsplicht dient de Coffee Company-partner op te leggen aan het personeel en al diegenen die betrokken (zullen) zijn bij de exploitatie van zijn bedrijf. Coffee Company zal eveneens geheimhouding betrachten omtrent vertrouwelijke informatie van de Coffee Company-partner.
18.2.
De Coffee Company-partner zal, behoudens schriftelijke toestemming van Coffee Company gedurende de looptijd van deze overeenkomst rechtstreeks noch indirect soortgelijke activiteiten uitoefenen. De Coffee Company-partner zal gedurende een periode van één jaar na beëindiging van de overeenkomst binnen de vestigingsplaats (te weten: in de huidige locatie of op het overeengekomen terrein) niet direct of indirect, zelfstandig of in dienstverband of in de vorm van een vennootschap werkzaam zijn of financiële dan wel andere zakelijke belangen hebben bij activiteiten die soortgelijk zijn aan de door de Coffee Company-partner in het kader van deze overeenkomst uitgeoefende activiteiten.”
2.5
Artikel 27 van de Licentieovereenkomst luidt:

GEVOLGEN VAN BEËINDIGING
27.1.
Met de beëindiging c.q. ontbinding van de onderhavige overeenkomst tussen partijen — al dan niet tussentijds — komt er, ongeacht de directe grond tot beëindiging c.q. ontbinding, een einde aan al hetgeen waartoe de Coffee Company-partner op grond van deze overeenkomst gerechtigd is, waaronder het recht tot gebruik van de Coffee Company-uitingen van Coffee Company.
27.2.
Coffee Company is gerechtigd om bij opzegging van de onderhavige overeenkomst de Coffee Company onderneming zelf voort te zetten op het vestigingspunt waar de Coffee Company-partner werkzaam is geweest. Coffee Company heeft de verplichting om bij opzegging van de onderhavige overeenkomst 60 dagen voor het tijdstip van beëindiging van de onderhavige overeenkomst de Coffee Company-partner op de hoogte stellen van het recht van Coffee Company de Coffee Company-onderneming zelf voort te zetten op hetzelfde vestigingspunt.
27.3.
Ingeval deze mededeling door welke oorzaak dan ook niet in de in lid 2 gestelde termijn gedaan kan worden (bijvoorbeeld bij onmiddellijke ontbinding van de overeenkomst), zal Coffee Company zo spoedig mogelijk en binnen een redelijke termijn de Coffee Company-partner berichten.
27.4.
Indien de Coffee Company geen gebruik wenst te maken van haar recht tot voortzetting, is de Coffee Company-partner verplicht om binnen dertig dagen na het tijdstip van beëindiging van de overeenkomst al hetgeen zich in of aan het vestigingspunt bevindt, waardoor dat vestigingspunt zich onderscheidt als een Coffee Company-vestiging, daaruit of daarvan te verwijderen en verwijderd te houden.
27.5.
Voorts is de Coffee Company-partner verplicht om binnen dertig dagen na het tijdstip van de beëindiging van de overeenkomst alle door Coffee Company aan de Coffee Company-partner ter hand gestelde stukken en/of goederen in verband met de uitvoering van de onderhavige overeenkomst, hoe ook genaamd, aan Coffee Company ter hand te stellen op een door Coffee Company aan te geven wijze. Bij gebreke van teruggave is Coffee Company gemachtigd zelf tot terughalen en/ of verwijderen van genoemde zaken over te gaan, zulks op kosten van de Coffee Company-partner.
27.6.
Partijen zullen over en weer binnen dertig dagen na beëindiging van de overeenkomst aan de andere partij alle noodzakelijke gegevens verschaffen terzake van eventuele vergoedingen, op het tijdstip van beëindiging verschuldigd, welke vergoedingen binnen die termijn zullen worden betaald c.q. verrekend.
27.7.
De Coffee Company-partner is verplicht na afloop van de onderhavige overeenkomst het gebruik van handelsnaam, merken, modellen en andere elementen uit het licentiepakket onmiddellijk te staken en gestaakt te houden, alsmede zorg te dragen tot wijziging dan wel beëindiging van de inschrijving dienaangaande in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en voortaan alles te vermijden wat de indruk zou kunnen wekken, dat hij nog tot uitoefening van de Coffee Company-onderneming of tot gebruik van de daaraan verbonden naam, het beeldmerk en andere kenmerken gerechtigd zou zijn.
27.8.
In geval van beëindiging van de overeenkomst komen alle functies in commissies, Coffee Company partnerraad et cetera van de Coffee Company-partner binnen de Coffee Company-organisatie te vervallen.
27.9.
Bij beëindiging van de licentieovereenkomst, overdracht overeenkomstig artikel 29 van de overeenkomst of bij de opheffing van zijn onderneming om welke reden dan ook, verbindt de Coffee Company-partner zich ertoe zonder kosten de overname van zijn huurovereenkomst aan Coffee Company aan te bieden, die de mogelijkheid heeft om overname van de lopende huurovereenkomst te aanvaarden of te weigeren. Ingeval Coffee Company de lopende huurovereenkomst aanvaardt, zal de Coffee Company-partner al het nodige doen om tot in de plaatsstelling van Coffee Company als huurder te geraken De Coffee Company-partner machtigt Coffee Company door deze om mede namens hem een verzoekschrift in te dienen tot in de plaatsstelling. De mogelijk daaraan verbonden (externe) kosten komen ten laste van Coffee Company.
27.10.
lngeval de huurovereenkomst niet aan Coffee Company wordt overgedragen is het de Coffee Company-partner toegestaan de huurovereenkomst voort te zetten, evenwel met uitsluiting van het voortzetten in welke vorm dan ook met een partij die een soortgelijke formule exploiteert.”
2.6
Op grond van artikel 33 van de Licentieovereenkomst staat op overtreding van (onder meer) artikel 18 een boete van € 25.000,- per overtreding en € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat de nalatigheid voortduurt.
2.7
Dam Spirit is na het contractuele einde van de overeenkomst op 30 november 2013 warme dranken, waaronder koffie, blijven verkopen, vanaf 4 december 2013 onder de naam ‘Hot Chocolate’.
2.8
Partijen hebben tot februari 2014 overlegd over het voortzetten van de relatie, echter zonder succes. Tijdens dit overleg heeft Coffee Company gedoogd dat Dam Spirit haar onderneming als Coffee Company-zaak heeft voortgezet.
2.9
Naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter op 26 mei 2014 is Dam Spirit gestopt met het verkopen warme dranken, inclusief koffie, en heeft zij de onderneming voortgezet onder de naam ‘Dam Good Ice’.

3.Beoordeling

3.1
De voorzieningenrechter heeft Dam Spirit
- veroordeeld tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van de naam Coffee Company;
- verboden om, kort gezegd, een horecaonderneming te drijven, gelijksoortig aan de onderneming die Dam Spirit dreef in het kader van de Licentieovereenkomst;
- veroordeeld tot betaling aan Coffee Company van de contractuele boete van € 25.000 wegens handelen in strijd met artikel 18 Licentieovereenkomst; en
- veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen richten zich de grieven van Dam Spirit.
3.2
Bij
grief 1stelt Dam Spirit dat zij de naam 'Coffee Company' niet (anders dan op Facebook en LinkedIn) heeft gebruikt, zodat geen sprake is van inbreuk op de rechten van Coffee Company. Nu er geen sprake is van enige overtreding heeft Coffee Company geen spoedeisend belang ten aanzien van haar vordering tot het staken van de naam ‘Coffee Company’ door Dam Spirit. Om die reden had de voorzieningenrechter de vordering tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van de naam Coffee Company moeten afwijzen.
3.3
Deze grief faalt omdat Coffee Company wel een spoedeisend belang heeft bij de betreffende vordering. Gebleken is dat Dam Spirit de naam Coffee Company na het einde van de Licentieovereenkomst is blijven gebruiken op de LinkedInpagina van haar bestuurster [X], alsmede op de Facebookpagina van Coffee Company Dam Amsterdam. Tevens is gebleken dat de naam Coffee Company weliswaar in de winkel was afgeplakt, maar dat deze daar nog wel gedeeltelijk was te lezen. Gezien het belang dat Coffee Company heeft bij het strikt handhaven van de wijze waarop de naam Coffee Company door derden wordt gebruikt, heeft Coffee Company een voldoende spoedeisend belang bij de vordering het gebruik van de naam Coffee Company door Dam Spirit te doen staken.
3.4
Grief 2van Dam Spirit betreft het verwerpen door de voorzieningenrechter van de stelling van Dam Spirit dat het non-concurrentiebeding, zoals verwoord in artikel 18 van de Licentieovereenkomst, een onredelijk bezwarend beding is. Dam Spirit stelt in dit verband dat Coffee Company geen niet-octrooieerbare, praktische kennis aan Dam Spirit heeft overgedragen en er geen specifiek punt in de formule van de Coffee Company is aan te wijzen dat voor bescherming in aanmerking komt.
3.5
Het hof volgt Dam Spirit niet in haar stellingname. Coffee Company heeft voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een eigen, kenmerkende formule heeft ontwikkeld door de selectie van de producten, de wijze van presentatie en alle andere elementen die deel uitmaken van haar formule. Een non-concurrentiebeding is onmisbaar voor de effectieve bescherming van een dergelijke formule. Dat het beding na afloop van de overeenkomst, die in het onderhavige geval acht jaar heeft geduurd, nog maximaal een jaar van kracht is en bovendien beperkt is tot ‘de huidige locatie’ (art. 18.2 Licentieovereenkomst), te weten Dam 8-10 te Amsterdam, maakt naar het voorlopig oordeel dat het non-concurrentiebeding zoals verwoord in artikel 18 Licentieovereenkomst niet als een onredelijk bezwarend beding is aan te merken. Evenmin is een beroep op dat beding gezien alle omstandigheden, zoals hierboven vermeld, op grond van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Grief 2 faalt.
3.6
Met
grief 3Abestrijdt Dam Spirit het oordeel van de voorzieningenrechter dat Dam Spirit geen opschortingsbevoegdheid toekomt ten aanzien van de nakoming van het non-concurrentiebeding. Dam Spirit heeft haar beroep op opschorting van haar verplichtingen onder het non-concurrentiebeding gebaseerd op het niet-nakomen van Coffee Company van haar verplichtingen op grond van de Licentieovereenkomst, in het bijzonder door niet alle relevante informatie te verschaffen. Dam Spirit stelt in dit verband dat Coffee Company haar geen franchisehandboek heeft verstrekt, waartoe zij gehouden was op grond van artikel 5 van de Licentieovereenkomst. Ook zou Coffee Company onvoldoende marketingactiviteiten hebben ontplooid.
3.7
Coffee Company heeft naar het voorlopig oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat zij wel alle relevante informatie aan Dam Spirit ter beschikking heeft gesteld. Onbetwist staat vast dat Dam Spirit de Coffee Company-vestiging was die het commercieel gezien het beste deed. Naar 's hofs oordeel is voldoende aannemelijk geworden dat dit succes juist (mede) mogelijk is gemaakt door het ter beschikking stellen door Coffee Company aan Dam Spirit van haar franchiseformule, inclusief de noodzakelijke informatie met betrekking tot de wijze van bestellen, (verkoop)ondersteuning, marketingondersteuning en overige bijstand van Coffee Company.
Doordat Dam Spirit haar klachten over de thans gestelde niet-nakoming van Coffee Company van haar verplichtingen uit de Licentieovereenkomst pas (voldoende duidelijk en kenbaar) heeft geformuleerd nadat partijen geen overeenstemming konden bereiken over het verlengen van de Licentieovereenkomst, wekt Dam Spirit bovendien de indruk dat Dam Spirit klachten heeft gezocht ten einde haar verplichtingen uit het non-concurrentiebeding van artikel 18 Licentieovereenkomst op te mogen schorten. Bovendien heeft Dam Spirit, voor zover Coffee Company haar verplichtingen niet zou zijn nagekomen, naar het voorlopig oordeel van het hof daar niet op tijd over geklaagd. Dam Spirit stelt weliswaar dat intern wel eerder geklaagd is, maar onvoldoende duidelijk is geworden wanneer zij dit dan heeft gedaan, en of deze klachten inderdaad aan Coffee Company zijn geadresseerd. Het in het geding gebrachte besprekingsverslag van een bijeenkomst van een aantal franchisenemers, acht het hof ter zake onvoldoende. Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat Dam Spirit op enig moment - vóór het einde van de Licentieovereenkomst - bij Coffee Company heeft geklaagd over de afwezigheid van een franchisehandboek. Voldoende aannemelijk is dat Coffee Company wel degelijk informatie ter beschikking heeft gesteld aan Dam Spirit, waarbij in het midden kan blijven of er al dan niet één document aanwijsbaar is dat als het franchisehandboek van Coffee Company heeft te gelden, of dat sprake is geweest van een verzameling documenten.
Grief 3a faalt.
3.8
Grief 3bheeft betrekking op het door de voorzieningenrechter gepasseerde verweer van Dam Spirit dat de Licentieovereenkomst door haar is ontbonden, waardoor Coffee Company zich niet langer op het non-concurrentiebeding, het overnamebeding en het boetebeding kan beroepen. Volgens Dam Spirit zou het ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn indien zij onverkort gehouden zou kunnen worden aan de franchiseovereenkomst, terwijl Coffee Company aantoonbaar niet aan haar verplichtingen uit die overeenkomst heeft voldaan.
3.9
Naar het voorlopig oordeel van het hof gaat het beroep van Dam Spirit op de ontbinding van de Licentieovereenkomst niet op. Zoals hierboven is overwogen, is van enige tekortkoming door Coffee Company in onvoldoende mate gebleken, zodat er voor Dam Spirit geen grond is (en ook niet is geweest) om de Licentieovereenkomst te ontbinden. Bij gebreke aan een voldoende aantoonbare tekortkoming van Coffee Company is ook geen sprake van strijd met de redelijkheid en billijkheid in de door Dam Spirit gestelde zin.
Ook grief 3b faalt.
3.1
Grief 4bestrijdt het oordeel van de voorzieningenrechter dat Dam Spirit wegens overtreding van het non-concurrentiebeding een boete aan Coffee Company is verschuldigd. Dam Spirit beroept zich primair op haar opschortingsbevoegdheid en de door haar ingeroepen ontbinding. Subsidiair beroept Dam Spirit zich op een gebrek aan spoedeisendheid om in kort geding een verbeurde boete toe te wijzen. Ten slotte stelt Dam Spirit dat het onaanvaardbaar is als zij aan het beding wordt gehouden.
3.11
Zoals hiervoor overwogen, is Coffee Company niet tekortgekomen of anderszins niet nagekomen, zodat zowel het beroep op opschorting als het beroep op ontbinding van Dam Spirit niet opgaan. In hoger beroep heeft Coffee Company toegelicht dat haar spoedeisend belang gelegen is in het creëren van duidelijkheid op korte termijn, in het bijzonder met het oog op haar andere franchisenemers waaronder grote onrust is ontstaan als gevolg van de ontwikkelingen rond de vestiging van Dam Spirit.
Daarmee heeft Coffee Company naar het oordeel van het hof alsnog voldoende onderbouwd dat zij een spoedeisend belang heeft bij de toewijzing van de verbeurde boete. Het hof volgt Dam Spirit ook niet in haar stelling dat het onaanvaardbaar is dat zij aan het beding wordt gehouden.
De grief faalt.
3.12
Met
grief 5komt Dam Spirit op tegen de hoogte van de door de voorzieningenrechter toegewezen boete. Als belangrijkste reden voert Dam Spirit aan dat zij reeds € 500.000,- aan fees aan Coffee Company heeft betaald, zonder dat daar (adequate) tegenprestaties van Coffee Company tegenover stonden. Voor zover Coffee Company inspanningen zou hebben verricht, heeft Dam Spirit daar geen profijt van gehad. Daarbij stelt Dam Spirit dat Coffee Company helemaal niet heeft gesteld, althans onvoldoende heeft onderbouwd, dat zij schade heeft geleden door de (vermeende) overtreding door Dam Spirit van het non-concurrentiebeding.
3.13
De door Dam Spirit aangevoerde redenen zijn naar het voorlopig oordeel van het hof onvoldoende om de hoogte van de verbeurde boete te matigen. Volgens vaste jurisprudentie is er in beginsel alleen ruimte voor het matigen van een contractuele boete indien deze zonder matiging buitensporig en daarmee onaanvaardbaar zou zijn. Daar is in het onderhavige geval geen sprake van, althans Dam Spirit heeft daarvoor onvoldoende gesteld. De hoogte van de door Dam Spirit betaalde fees staat hier in beginsel los van. Ook kan in het midden blijven of Coffee Company schade heeft geleden.
De grief faalt.
3.14
Met
grief 6komt Dam Spirit op tegen de afwijzing door de voorzieningenrechter van het beroep op verrekening. Naar aanleiding van de voorgaande grieven heeft het hof geoordeeld dat voorshands onvoldoende is komen vast te staan dat Dam Spirit over een tegenvordering tegen Coffee Company beschikt. Bij gebreke van een voor verrekening vatbare tegenvordering komt Dam Spirit geen beroep op verrekening jegens Coffee Company toe. Grief 6 faalt daarom.
3.15
Grief 7betreft de proceskostenveroordeling. Hoewel niet alle vorderingen van Coffee Company zijn toegewezen, deelt het hof het oordeel van de voorzieningenrechter dat Dam Spirit als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij heeft te gelden. Dam Spirit is derhalve terecht in de proceskosten veroordeeld, waarmee ook grief 7 faalt.
3.16
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal Dam Spirit worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Dam Spirit in de kosten van dit geding in hoger beroep en begroot deze kosten op € 704,00 aan verschotten en € 2.682,00 voor salaris, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze nakosten vanaf de termijn waarbinnen de betaling had moeten worden voldaan;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, J.C. Toorman en R.J.Q. Klomp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2015.