Ter toelichting merkt het Hof nog het volgende op.
Vraag 2 houdt mede verband met de omstandigheid dat belanghebbende ter zitting van 10 september jl – onweersproken – heeft gesteld dat zij zich al geruime tijd met het aanbieden van (wat thans wordt aangeduid als) shortstayverblijf bezighoudt en dat haar vóór de invoering van het vergunningenstelsel, althans vóór 2010, nimmer een aanslag in de toeristenbelasting is opgelegd.
Het Hof is ervan uitgegaan dat er niet, althans niet noemenswaardig, sprake is van (bestaande) aanbieders van shortstayverblijf die in 2009 géén vergunning hebben aangevraagd, maar waaraan vóór de invoering van het vergunningenstelsel in 2009 wél aanslagen toeristenbelasting zijn opgelegd. Mocht deze veronderstelling naar uw mening onjuist zijn, dan wordt u verzocht dat standpunt (gedocumenteerd) te onderbouwen.”
2.5.2.Daarop is door de heffingsambtenaar in zijn brief van 23 oktober 2014 het volgende geantwoord:
“In bijlage 1 treft u een overzicht aan van de Short Stay vergunningen die de Dienst Belastingen van de stadsdelen heeft ontvangen in de jaren 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013. Het vergunningenstelsel Short Stay ziet niet op nieuwbouw woningen (opgeleverd vanaf 1 januari 2008) en betreft woningen met een huur boven de huurliberalisatiegrens.
Er staat in de bijlage aangegeven 1) aan wie de Short Stay vergunning is afgegeven, 2) wie de bemiddelaar in voorkomend geval is (de bemiddelaar is degene die feitelijk het Short Stay appartement exploiteert), 3) het appartement waarvoor de Short Stay vergunning is afgegeven, 4) de datum van afgifte van de Short Stay vergunning en 5) de belastingheffing ten aanzien van de Short Stay appartementen in de belastingjaren 2007, 2008, 2009 en 2011, aangegeven staat met ingang van welk belastingjaar de heffing aanvangt.
Er zijn met ingang van belastingjaar 2007 drie belastingplichtigen in de heffing betrokken aan wie in respectievelijk 2009, 2010 en 2011 een Short Stay vergunning is afgegeven. Dit zijn de volgende bedrijven en zijn in bijlage 1 met de kleur rood aangegeven:
1) […]
2) […]
3) [belanghebbende]
Met ingang van belastingjaar 2008 zijn twee belastingplichtigen in de heffing betrokken aan wie in 2011 een Short Stay vergunning is afgegeven. Dit is het bedrijf […] en een bedrijf dat onder het nieuwbouw/overgangsbeleid valt. Dit is het bedrijf […]. Deze bedrijven zijn in het overzicht met de kleur blauw aangegeven.
Enkel van de bedrijven die met de kleuren rood en blauw zijn aangegeven in bijlage 1, is gebleken dat deze belastingplichtig zijn voor de toeristenbelasting in de belastingjaren voorafgaand aan het belastingjaar 2009.
De procedure bij de Dienst Belastingen is dat als afschriften van de door de stadsdelen afgegeven Short Stay vergunningen door de Dienst Belastingen zijn ontvangen, de Dienst Belastingen de Short Stay vergunninghouders een aanmeldingsformulier toestuurt, waarbij de vraag wordt gesteld met ingang van welk belastingjaar de exploitatie van de Short Stay appartementen is aangevangen.
Behalve de hierboven genoemde vijf bedrijven heeft de Dienst Belastingen niet kunnen vaststellen dat bij de overige in bijlage 1 genoemde Short Stay appartementen exploitatie in de belastingjaren 2007 en 2008 plaatsvond.
In bijlage 2 treft u aan een overzicht van de exploitanten van appartementen met adressen welke door de Dienst voor de Belastingjaren 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011 in de heffing van de toeristenbelasting zijn betrokken en waarvoor geen Short Stay Vergunning is afgegeven.
Voor de belastingjaren 2007 en 2008 gaat het om de volgende appartementen.
2007: 26 appartementen met de daarbij behorende exploitanten
2008: 37 appartementen met de daarbij behorende exploitanten.
Bij de heffing van toeristenbelasting is het wel of niet hebben van een Short Stay vergunning niet bepalend voor de belastingplicht.
Het hebben van een Short Stay vergunning voor een appartement is uiteraard een indicatie dat sprake is van belastingplicht.
Voor de belastingheffing is van belang dat er daadwerkelijke exploitatie van het Short Stay appartement plaatsvindt. Om deze reden wordt, zoals hierboven aangegeven, door de Dienst Belastingen aan de Short Stay vergunninghouders gevraagd met ingang van welk belastingjaar de exploitatie van de Short Stay appartementen is aangevangen.
Op basis van de verkregen informatie heeft de Dienst Belastingen de exploitant
van de Short Stay appartementen in de heffing betrokken. De Dienst Belastingen
heeft geen aanwijzingen dat de in bijlage 1 genoemde appartementen die met ingang van het belastingjaar 2009 of een later belastingjaar [
het Hof verstaat:in de heffing zijn betrokken,] in 2007 en 2008 in exploitatie waren als appartementen.
De conclusie is dat de Dienst Belastingen exploitanten van (Short Stay)
appartementen in de heffing van toeristenbelasting heeft betrokken, ook voor de
belastingjaren 2007 en 2008.”
2.5.3.Hierop heeft de gemachtigde in haar brief van 1 december 2014 het volgende geschreven:
“In bijlage 1 bij de brief van de heffingsambtenaar is een overzicht gegeven van short stay aanbieders, de datum van vergunning en de jaren waarin ze in de heffing zijn betrokken. In bijlage 2 is een overzicht verschaft van de appartementen waarvoor geen short stay vergunning is verstrekt, maar wel in de jaren 2007, 2008 en 2009 in de toeristenbelasting zijn betrokken.
[Belanghebbende] constateert dat bijlage 2 geen inzicht verschaft in het type van (toeristisch) verblijf: hotelmatig, bed and breakfast of short stay. Uit dit overzicht blijkt dan ook niet dat deze appartementen voor short stay verblijf werden gebruikt. Zodoende wordt er ook geen inzicht gegeven in de aanbieders van short stay verblijf en kan er aan dit overzicht in deze procedure en voor een beantwoording van uw vragen geen waarde worden gehecht.
Na onderzoek en navraag in de markt stelt [belanghebbende] vast dat bijlage 1 geen compleet beeld van de markt geeft, geen antwoord geeft op uw vraag 2 en een bevestiging vormt dat er geen noemenswaardige aantallen short stay aanbieders vóór de inwerkingtreding van het vergunningsstelsel zijn aangeslagen voor toeristenbelasting: (…)
Ingevolge bijlage 1 zaten er in de jaren vóór inwerkingtreding van het vergunningstelsel dus slechts 5 aanbieders in de heffing. Volgens de branchevereniging was het aantal short [stay] aanbieders echter substantieel meer en was het leeuwendeel daarvan (die lid waren van de VSAB) niet betrokken (…) in de heffing toeristenbelasting vóór inwerkingtreding van het vergunningstelsel, terwijl ze - zo gezegd - wel short stay exploiteerden.
In vraag 2 hebt u aan de heffingsambtenaar gevraagd aan welke aanbieders er vóór de invoering van het vergunningenstelsel aanslagen in de toeristenbelasting
zijn opgelegd. Deze vraag is niet, of althans niet expliciet beantwoord nu het overzicht niet concreet de data vermeldt waarop de aanslagen toeristenbelasting (al dan niet ambtshalve) zijn opgelegd, maar slechts inzicht geeft in aanbieders die in de heffing zijn betrokken.
[Belanghebbende] concludeert tot slot dat met deze beantwoording van uw vragen moet komen vast te staan dat er voor short stay verblijf voor het eerst pas na 2009 daadwerkelijk aanslagen toeristenbelasting zijn opgelegd. De heffingsambtenaar heeft [het] door u ingenomen standpunt in de brief van 23 september jl. dat er niet, althans niet noemenswaardig, sprake is van (bestaande) short stay aanbieders die in 2009 géén vergunning hebben aangevraagd maar waaraan vóór 2009 wel aanslagen toeristenbelasting werden opgelegd, immers niet met een gedocumenteerde onderbouwing weerlegd.”