Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
kanzijn voor de bepaling van de hoogte van de aan belanghebbende op te leggen aanslag voor het jaar 2009. De informatie waar de inspecteur in zijn vragenbrief om gevraagd heeft, is gebaseerd op de renseignementen van destijds (zoals vermeld in onderdeel 2.2 van de uitspraak van de rechtbank) en de ten aanzien van belanghebbende gewezen arresten (genoemd in onderdeel 2.4 van de rechtbankuitspraak). Met deze arresten is in rechte vast komen te staan dat belanghebbende houder was van een bankrekening in Luxemburg. Gelet op deze omstandigheden, tezamen en in hun onderlinge verband bezien, is het Hof van oordeel dat de inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevraagde informatie van belang kan zijn voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2009. De stelling dat ervan zou moeten worden uitgegaan dat het in 1994 aanwezige banksaldo jaarlijks met (een equivalent van) ƒ 25.000 is afgenomen faalt ook, omdat van deze stelling geen bewijs is geleverd. De informatiebeschikking is derhalve terecht afgegeven.