ECLI:NL:GHAMS:2014:570
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging effectenleaseovereenkomst en verjaring van vordering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst. De zaak betreft Dexia Nederland B.V., die in hoger beroep ging tegen een vonnis van de kantonrechter van 16 mei 2012. De kantonrechter had geoordeeld dat de echtgenote van de geïntimeerde, die de leaseovereenkomst had gesloten, het recht had om deze te vernietigen op grond van artikel 1:89 BW, omdat zij geen schriftelijke toestemming had gegeven voor het aangaan van de overeenkomst. Dexia stelde zich op het standpunt dat de vordering was verjaard, maar de kantonrechter oordeelde dat het bewijsvermoeden dat de echtgenote eerder op de hoogte was van de overeenkomst, was weerlegd door getuigenverklaringen.
Het hof bevestigde het oordeel van de kantonrechter en oordeelde dat Dexia niet had aangetoond dat de echtgenote eerder dan drie jaar voor de vernietigingsbrief op de hoogte was van de leaseovereenkomsten. De grieven van Dexia werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. Dexia werd veroordeeld in de proceskosten van het geding in principaal hoger beroep. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor vernietiging van effectenleaseovereenkomsten en de verjaring van vorderingen in dit soort zaken verduidelijkt.