Uitspraak
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam,
mr. L. Broerste Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een appellant, een jurist en schrijver, en de besloten vennootschap TMG Landelijke Media B.V., uitgever van het dagblad De Telegraaf. De appellant had TMG aangeklaagd wegens onrechtmatige publicaties die hem als verdachte van oplichting bestempelden. De appellant stelde dat de artikelen in De Telegraaf, die melding maakten van tientallen aangiften tegen hem, zijn goede naam en reputatie ernstig hadden geschaad. Hij vorderde rectificatie van de artikelen, verwijdering van de publicaties van de website en een schadevergoeding van € 50.000,-.
De voorzieningenrechter in eerste aanleg had de vorderingen van de appellant afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging. Het hof oordeelde dat de publicaties van TMG niet onrechtmatig waren. Het hof stelde vast dat er voldoende feitenmateriaal was dat de aanduiding van de appellant als verdachte van oplichting ondersteunde, en dat de vrijheid van meningsuiting van TMG zwaarder woog dan de bescherming van de eer en goede naam van de appellant. Het hof benadrukte dat de artikelen niet alleen feitelijk juist waren, maar ook in het algemeen belang van de samenleving.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde de appellant in de kosten van de procedure in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de delicate balans tussen de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de persoonlijke reputatie, vooral in gevallen waar publieke belangen op het spel staan.