Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
primair ten lastegelegde moord op de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] (hierna ook aan te duiden als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]), omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van voorbedachte raad.
subsidiair ten laste gelegdegekwalificeerde doodslag kan wettig en overtuigend worden bewezen.
primair ten laste gelegdemoord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Er is sprake geweest van een geweldsuitspatting in de woning van de slachtoffers, die in een korte tijd en in een hevige gemoedsopwelling heeft plaatsgevonden. Niet is gebleken dat de verdachte zich gedurende enige tijd daadwerkelijk heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit, zoals vereist voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad.
subsidiair ten lastegelegde gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gelet op het ontbreken van een strafbaar oorsprongsfeit en het vereiste oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad straffeloosheid of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
medeplegerverantwoordelijk is voor de geweldshandelingen die tot de dood [slachtoffer 2] hebben geleid. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de verdachte daartoe een uitvoeringshandeling heeft verricht.
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en maatregel
Vordering van de benadeelde partij [persoon]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) jaren.
€ 1.006,74 (duizend zes euro en vierenzeventig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 1.006,74 (duizend zes euro en vierenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.