Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
24 mei 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van doodslag. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft samen met anderen een poging tot diefstal gepleegd, waarbij de doodslag op het slachtoffer X is gepleegd. De vraag die centraal staat in deze cassatie is of de doodslag is gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad straffeloosheid te verzekeren voor zichzelf en de mededaders. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Echter, de Hoge Raad constateert dat de redelijke termijn van het proces is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zeventien jaren naar zestien jaren en tien maanden. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige.