ECLI:NL:GHAMS:2014:2319

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
19 juni 2014
Zaaknummer
23-000925-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met dodelijke afloop en vrijspraak voor medeplegen moord

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, ging het om een gewelddadige woningoverval die op 7 december 2009 plaatsvond in Amsterdam Zuidoost. De verdachte, samen met medeverdachten, werd beschuldigd van het opzettelijk doden van een persoon, maar het hof sprak de verdachte vrij van het medeplegen van moord en gekwalificeerde doodslag. De vrijspraak was gebaseerd op het ontbreken van objectief bewijs en tegenstrijdige verklaringen van de verdachten. Het hof concludeerde dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld wie van de verdachten het slachtoffer had gewurgd. De verdachte werd wel veroordeeld voor poging tot gekwalificeerde diefstal en afpersing, waarbij de dood van het slachtoffer het gevolg was. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk naar de woning van het slachtoffer waren gegaan met de intentie om deze te beroven, waarbij geweld werd gebruikt. De verdachte werd ook veroordeeld voor opzettelijk brandstichten in de woning van het slachtoffer, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar met zich meebracht. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van twintig jaar opgelegd, maar het hof bepaalde de straf op dertien jaar, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de rol van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-000925-12
datum uitspraak: 17 juni 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-656624-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
thans gedetineerd in [adres 1].

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 mei 2014, 19 mei 2014 en 3 juni 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de verdediging naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a wetboek van Strafvordering is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primairHij op of omstreeks 07 december 2009 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])), van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (krachtig) (fysiek) geweld (verwurging) uitgeoefend op de halsstreek, in elk geval het lichaam van die (mans)persoon (terwijl deze was gekneveld en/of werd vastgehouden en/of werd geslagen en/of gestompt op/tegen het lichaam) ten gevolge waarvan voornoemde (mans)persoon is overleden;
1. subsidiairHij op of omstreeks 07 december 2009 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])) van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet (krachtig) (fysiek) geweld (verwurging) uitgeoefend op de halsstreek, in elk geval het lichaam van die (mans)persoon (terwijl deze was gekneveld en/of werd vastgehouden en/of werd geslagen en/of gestompt op/tegen het lichaam) ten gevolge waarvan voornoemde (mans) persoon is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van na te noemen strafbaar feit (te weten (poging tot) afpersing, gepleegd in vereniging en/of (poging tot) diefstal met geweld, gepleegd in vereniging), althans enig strafbaar feit, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren,
immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op of omstreeks 07 december 2009 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,- met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een manspersoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])) gedwongen tot de afgifte van een som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]), in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s),
- naar de woning van voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]) is/zijn gegaan en/of
- ( aldaar) heeft/hebben aangebeld en/of
- ( nadat voornoemde (mans)persoon de deur van die woning had geopend) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde (mans)persoon heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon die woning heeft/hebben ingeduwd en/of
- die woning is/zijn binnen gegaan en/of
- met zijn/hun hand(en) de mond van voornoemde (mans)persoon dicht gehouden en/of
gedrukt en/of zijn/hun hand(en) over de mond van voornoemde (mans)persoon heeft/hebben gedaan en/of gehouden en/of
- voornoemde (mans) persoon in (de richting van) een slaapkamer heeft/hebben geduwd en/of geleid en/of
- die woning heeft/hebben doorzocht;
of
- ter uitvoering van het door verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])) te dwingen tot de afgifte van een som geld en/of een hoeveelheid (hard) drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- naar de woning van voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]) gegaan en/of
- ( aldaar) aangebeld en/of
- ( nadat voornoemde (mans)persoon de deur van die woning had geopend) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde (mans)persoon gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon die woning ingeduwd en/of
- die woning binnen gegaan en/of
- met zijn/hun hand(en) de mond van voornoemde (mans)persoon dicht gehouden en/of gedrukt en/of zijn/hun hand(en) over de mond van voornoemde (mans)persoon gedaan en/of gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon in (de richting van) een slaapkamer geduwd en/of geleid
en/of
- die woning heeft/hebben doorzocht;
en/of
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen een som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, geheel of ten dele toebehorende aan een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een of meer van) zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s),
- naar de woning van voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]) gegaan en/of
- ( aldaar) aangebeld en/of
- ( nadat voornoemde (mans)persoon de deur van die woning had geopend) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde (mans)persoon gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon die woning ingeduwd en/of
- die woning binnen gegaan en/of
- met zijn/hun hand(en) de mond van voornoemde (mans)persoon dicht gehouden en/of gedrukt en/of zijn/hun hand(en) over de mond van voornoemde (mans)persoon gedaan en/of gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon in (de richting van) een slaapkamer geduwd en/of geleid
en/of
- die woning heeft/hebben doorzocht;
of
- ter uitvoering van het door verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, geheel of ten dele toebehorende aan een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een of meer van) zijn mededader(s) de
vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
- naar de woning van voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]) gegaan en/of
- ( aldaar) aangebeld en/of
- ( nadat voornoemde (mans)persoon de deur van die woning had geopend) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde (mans)persoon gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon die woning ingeduwd en/of
- die woning binnen gegaan en/of
- met zijn/hun hand(en) de mond van voornoemde (mans)persoon dicht gehouden en/of gedrukt en/of zijn/hun hand(en) over de mond van voornoemde (mans)persoon gedaan en/of gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon in (de richting van) een slaapkamer geduwd en/of geleid
en/of
- die woning heeft/hebben doorzocht.
1. meer subsidiairhij op of omstreeks 07 december 2009 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of bedreiging met geweld een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])), heeft gedwongen tot afgifte van een (aanzienlijke) som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die (mans)persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een (aanzienlijke) som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- naar de woning van voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])) is/zijn gegaan en/of
- ( aldaar) heeft/hebben aangebeld en/of
- ( nadat voornoemde (mans)persoon de deur van die woning had geopend) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde (mans)persoon heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon die woning heeft/hebben ingeduwd en/of
- die woning is/zijn binnen gegaan en/of
- met zijn/hun hand(en) de mond van voornoemde (mans)persoon heeft/hebben dichtgehouden en/of gedrukt en/of zijn/hun hand(en) over de mond van voornoemde (mans)persoon heeft/hebben gedaan en/of gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon in (de richting van) een slaapkamer heeft/hebben geduwd en/of geleid en/of
- ( krachtig) (fysiek) geweld (verwurging) heeft/hebben uitgeoefend op de halsstreek, in elk geval het lichaam van die (mans)persoon (terwijl deze was gekneveld en/of werd vastgehouden en/of werd geslagen en/of gestompt op/tegen het lichaam),
terwijl dat feit de dood van die (mans)persoon ten gevolge heeft gehad;

1. meest subsidiair

hij op of omstreeks 07 december 2009 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het/de door verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of bedreiging met geweld een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])), te dwingen tot afgifte van een som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde (mans)persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en die voorgenomen diefstal toe doen voorafgaan,
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers])), te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
met (een of meer van) zijn mededader(s), althans alleen,
- naar de woning van voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum st 2] 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) en/of [slachtoffer 3] (geboren in maart 1984 te [geboorteplaats slachtoffers]) is/zijn gegaan en/of
- ( aldaar) heeft/hebben aangebeld en/of
- ( nadat voornoemde (mans)persoon de deur van die woning had geopend) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde (mans)persoon heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon die woning heeft/hebben ingeduwd en/of
- die woning is/zijn binnen gegaan en/of
- met zijn/hun hand(en) de mond van voornoemde (mans)persoon heeft/hebben dichtgehouden en/of gedrukt en/of zijn/hun hand(en) over de mond van voornoemde (mans)persoon heeft/hebben gedaan en/of gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon in (de richting van) een slaapkamer heeft/hebben geduwd en/of geleid en/of
- ( krachtig) (fysiek) geweld (verwurging) heeft/hebben uitgeoefend op de halsstreek, in elk geval het lichaam van die (mans)persoon (terwijl deze was gekneveld en/of werd vastgehouden en/of werd geslagen en/of gestompt op/tegen het lichaam),
terwijl dat feit de dood van die (mans)persoon ten gevolge heeft gehad;
2.hij op of omstreeks 08 december 2009 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een woning op het adres [adres 2] aldaar en/of de in die woning aanwezige inboedel, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk in (een slaapkamer en/of de badkamer en/of de toiletruimte van) die woning een hoeveelheid van één of meer brandversnellend(e) middel(en) verspreid en/of gedeponeerd en/of gesprenkeld op en/of nabij één of meer voorwerpen en/of de vloer(bedekking) van (die slaapkamer en/of die badkamer en/of die toiletruimte van) die woning en/of
dit/deze middel(en) en/of één of meer in die woning aanwezige voorwerp(en) aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een/dat/die brandversnellend(e) middel(en) en/of die/dat voorwerp(en), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan diverse (andere) in die woning aanwezige voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor één of meer in die woning aanwezige (overige) voorwerp(en) en/of één of meer belendende woning(en) en/of in die belendende woning(en) aanwezige voorwerp(en) en/of één of meer zich in de (directe) nabijheid van die woning bevindende voorwerp(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning(en) aanwezige bewoner(s) van die belendende woning(en) en/of één of meer zich in de (directe) nabijheid van die woning bevindende (perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen.
Overweging ten aanzien van de tenlastelegging van feit 1 meest subsidiair
Onder feit 1 meer subsidiair is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij en/of (een of meer) van zijn mededader(s) ter uitvoering van afpersing en/of diefstal met geweld één of meer in de tenlastelegging vermelde geweldshandeling(en) heeft/hebben verricht. Onder feit 1 meest subsidiair is de poging tot het plegen van dit/deze feit(en) tenlastegelegd. De feitelijke omschrijvingen van de geweldshandelingen zijn in beide gevallen gelijkluidend. In de tenlastelegging van het meest subsidiaire ontbreekt echter een passage waaruit volgt dat de feitelijke handelingen door de verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn verricht. In plaats daarvan is in de tenlastelegging opgenomen dat de verdachte de feitelijke handelingen telkens samen met zijn medeverdachten, althans alleen heeft verricht. Het hof beschouwt deze bewoordingen, bezien in samenhang met de tekst van de tenlastelegging van feit 1 meer subsidiair, als een kennelijke misslag en herstelt dit door in het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde feit, eerste gedachtestreep, in plaats van “en/of” te lezen:
“waar hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)”.De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. Het hof overweegt daarbij voorts dat ter terechtzitting niet is gebleken dat bij de verdachte onduidelijkheid heeft bestaan omtrent hetgeen hem werd verweten of dat de betreffende onderdelen van de tenlastelegging anderszins tot discussie aanleiding zouden hebben kunnen geven.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

4.Vrijspraken

4.1.
vrijspraak van het onder 1 primair en onder 1 subsidiair tenlastegelegde
4.1.2.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte, gelet op de recente jurisprudentie van de Hoge Raad, dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van moord. Zij acht wel bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag op het slachtoffer [slachtoffer 1]. Daartoe is door haar in de kern het volgende aangevoerd.
De verklaringen van [medeverdachte 1] zijn op zichzelf beschouwd, maar ook bezien in onderling verband en in samenhang met de overige inhoud van het dossier, voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen worden gebezigd. [medeverdachte 1] heeft een min of meer spontane bekentenis afgelegd, waarbij opvalt dat hij zichzelf evenzeer heeft belast als zijn medeverdachten. Zijn verklaringen zijn niet alleen gedetailleerd en onderling consistent, maar vinden ook op essentiële onderdelen steun in het sporenbeeld en de sectiebevindingen en in de verklaringen van [medeverdachte 2]. Voorts vinden de verklaringen steun en in de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3].
Aan het door de verdachte en [medeverdachte 3] in hoger beroep geschetste alternatieve scenario dient geen geloof te worden gehecht, nu zij dit scenario pas in een zeer laat stadium in het onderzoek, te weten na de regiezitting in hoger beroep en nadat zij kennis hebben kunnen nemen van het volledige dossier, naar voren hebben gebracht, terwijl hun verklaringen bovendien onderling inconsistent en onverifieerbaar zijn. Daarnaast is het volstrekt ongeloofwaardig dat de verdachte en [medeverdachte 3] zich geheel afzijdig zouden hebben gehouden van de gebeurtenissen in de slaapkamer en daarvan ook niets zouden hebben meegekregen vanuit de andere ruimte, waarin zij zich volgens hun eigen verklaringen bevonden.
De verdachten kunnen, gelet op het aandeel dat één ieder van hen blijkens de verklaringen van [medeverdachte 1] heeft gehad in de overval en in het breken van de weerstand van het slachtoffer, allemaal als medepleger van doodslag worden aangemerkt. Zelfs indien de door de gebroeders [achternaam vd en medeverdachte 3] gegeven lezing van de gebeurtenissen zou worden gevolgd, kan ten aanzien van alle verdachten tot een bewezenverklaring van het medeplegen van (gekwalificeerde) doodslag worden gekomen. De verdachte, [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn gezamenlijk naar de woning van het slachtoffer gegaan om deze te overvallen. Zij droegen handschoenen en gezichtsbedekkende kleding en hadden allen wetenschap dat er een (doorgeladen) vuurwapen was meegenomen. Zij wisten dat het slachtoffer thuis was. In een dergelijke situatie valt te verwachten dat er een conflict zal volgen. Direct bij binnenkomst ontstond een worsteling met het slachtoffer, waarbij deze werd vastgepakt en bedreigd en geslagen met het vuurwapen. Het slachtoffer heeft zich kennelijk verzet en dat is hem op enig moment fataal geworden. Bovendien kenden de verdachte en de medeverdachten elkaar en waren zij op de hoogte van elkaars justitiële verleden en/of agressieproblematiek.
Gezien deze omstandigheden hebben de verdachten willens en wetens het risico genomen dat één of meerderen van hen in een gevecht met het slachtoffer zouden komen, waarbij het vuurwapen zou worden gebruikt, met als gevolg daarvan de aanmerkelijk te achten kans op de dood van het slachtoffer. Dit brengt met zich dat alle verdachten door onder de aangegeven omstandigheden mee te doen met de overval ieder voor zich de kans op het overlijden van het slachtoffer bewust hebben aanvaard. Dat het slachtoffer in de onderhavige zaak uiteindelijk om het leven is gekomen door verwurging en niet door het gebruik van een vuurwapen, doet aan het bestaan en bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer niet af.
4.1.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van moord en het onder 1 subsidiair tenlastegelegde medeplegen van (gekwalificeerde) doodslag.
4.1.3.
Het oordeel van het hof
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat niet kan worden bewezen verklaard dat sprake is geweest van (het medeplegen van) moord, reeds nu uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat bij de verdachte en/of een of meer van de medeverdachten sprake is geweest van een vooropgezet plan althans voorbedachte raad met betrekking tot de levensberoving van het slachtoffer. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde: overwegingen met betrekking tot de vraag wie het slachtoffer heeft gewurgd
De onderhavige zaak kenmerkt zich door het gegeven dat vaststaat dat het slachtoffer door een of meer van de vier verdachten om het leven is gebracht, maar dat geen objectieve bewijsmiddelen, zoals technisch bewijs, voorhanden zijn op grond waarvan bewezen of zelfs maar aannemelijk kan worden geacht, wie van de vier dit heeft of hebben gedaan. Dit betekent dat het hof voor de beoordeling van de precieze toedracht van het om het leven brengen van het slachtoffer is aangewezen op de verklaringen die de verdachten en anderen hieromtrent hebben afgelegd. Een verklaring is echter slechts bruikbaar voor het bewijs, wanneer deze zodanig betrouwbaar is dat de juistheid daarvan buiten redelijke twijfel staat. Naar het oordeel van het hof kan van die mate van betrouwbaarheid, voor zover het de genoemde precieze toedracht betreft, met betrekking tot geen van de door de verdachten en de getuigen ter zake afgelegde verklaringen worden uitgegaan. Het overweegt hieromtrent nader als volgt.
[medeverdachte 1] heeft aanvankelijk iedere betrokkenheid bij de gebeurtenissen op 7 december 2009 ontkend. Eerst tijdens het vijfde politieverhoor heeft hij nader verklaard over zijn rol binnen de gebeurtenissen. Nadien is hij in grote lijnen bij deze verklaring gebleven. Ter verklaring van deze verandering in zijn proceshouding heeft hij gesteld dat hij last van zijn geweten kreeg. Het hof kan echter - gelet op hetgeen uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting naar voren komt - niet met voldoende mate van zekerheid uitsluiten dat hij heeft getracht zijn eigen rol kleiner te maken dan deze in werkelijkheid is geweest. In ieder geval valt op dat hij zichzelf bij de levensberoving van het slachtoffer geen enkele rol toedicht, terwijl [medeverdachte 2], die eveneens in een relatief vroeg stadium verklaringen heeft afgelegd, daaromtrent anders heeft verklaard. Daarbij komt dat het op grond van zijn verklaring in de rede zou hebben gelegen dat een spoor van zijn bloed in de woning van het slachtoffer zou zijn aangetroffen, hetgeen echter niet het geval was.
[medeverdachte 2] heeft voorafgaand aan het afleggen van zijn verklaringen kennis kunnen nemen van in ieder geval een deel van de inhoud van de verklaringen van [medeverdachte 1]. Het hof is gelet hierop van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat [medeverdachte 2] zijn verklaringen tot op zekere hoogte heeft afgestemd op de verklaringen van [medeverdachte 1]. Evenmin kan worden uitgesloten dat [medeverdachte 2] anderen heeft belast om zijn eigen aandeel in de gebeurtenissen te minimaliseren.
De verdachte en zijn broer [medeverdachte 3] hebben eerst in een zeer laat stadium een verklaring omtrent de gebeurtenissen in de woning afgelegd. Daaraan voorafgaand hebben zij kennis kunnen nemen van alle stukken in het dossier. Ook voor hen geldt dat niet kan worden uitgesloten zij hun aandeel in de gang van zaken hebben geminimaliseerd en hoewel hun verklaringen niet op alle onderdelen overeenkomen, kan evenmin worden uitgesloten dat sprake is geweest van onderlinge afstemming.
De advocaat-generaal heeft nog naar voren gebracht dat de verklaringen van [medeverdachte 1] op bepaalde punten verankering vinden in feitelijke vaststellingen van technische aard, zoals de bij het slachtoffer geconstateerde letsels in het gelaat en in de halsstreek en de vaststelling van de doodsoorzaak. Het hof wijst er echter op dat die feitelijke vaststellingen geen aanwijzingen bevatten op grond waarvan kan worden vastgesteld of zelfs maar aannemelijk worden geacht door wie die letsels zijn veroorzaakt. Evenmin dient uit het oog te worden verloren dat deze onderzoeksresultaten zich reeds in het dossier bevonden, voordat [medeverdachte 1] zijn bekennende verklaring aflegde en het derhalve voor de hand ligt dat hij hiervan ook voorafgaand aan zijn verhoor kennis heeft genomen. Hij heeft zijn verklaring dan ook op die bevindingen kunnen afstemmen. Dit zo zijnde, hecht het hof aan de door de advocaat-generaal bedoelde verankering geen bijzondere waarde.
De advocaat-generaal heeft er voorts nog op gewezen dat de verklaringen van [medeverdachte 1] steun vinden in de verklaringen van [getuige 1], [getuige 2], de ex-vriendin van de verdachte en [getuige 3], de toenmalige vriendin van [medeverdachte 1]. Het hof overweegt dat de bron van hun wetenschap [medeverdachte 1], respectievelijk de verdachte zelf is. Het hof is van oordeel dat de door hen afgelegde verklaringen reeds om die reden met terughoudendheid dienen te worden bezien. Bovendien kan, gelet op hetgeen daaromtrent uit het dossier blijkt, niet worden uitgesloten dat de getuigen zich bij het afleggen van hun verklaringen mede hebben laten leiden door persoonlijke motieven (in het geval van [getuige 2] wrok jegens de verdachte in verband met onder meer de beëindiging van de relatie en in het geval van [getuige 3] het beschermen van haar toenmalige partner [medeverdachte 1]), hetgeen tot nog meer terughoudendheid noopt.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat niet met de vereiste mate van aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden bepaald, wie van de verdachten het slachtoffer heeft gewurgd noch wie van hen fysiek aanwezig waren in de slaapkamer tijdens de verwurging en evenmin of zij overigens een (actieve) bijdrage hebben geleverd aan het om het leven brengen van het slachtoffer.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde: overwegingen omtrent medeplegen en voorwaardelijk opzet
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat bij alle in de woning aanwezige verdachten hoe dan ook sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer en opzet op een nauwe en bewuste samenwerking daartoe, nu – kort samengevat – de verdachten gezamenlijk naar de woning van het slachtoffer zijn gegaan om deze te beroven en daartoe een doorgeladen vuurwapen hebben meegenomen, waaruit zou volgen dat het gebruik van geweld en de mogelijkheid van het overlijden van het slachtoffer door hen was ingecalculeerd en kennelijk op de koop toe werd genomen. Zij heeft daarbij gewezen op twee arresten van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2004:AO1498 en ECLI:NL:HR:2007:AZ2105).
Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeplegers vereist. Dit impliceert dat de medeplegers willens en wetens hebben samengewerkt tot het verrichten van de delictueuse gedraging. Medeplegers kunnen alleen worden gestraft voor elkaars gedragingen voor zover deze binnen hun gezamenlijk (voorwaardelijk) opzet kunnen worden gebracht. Als één van de medeplegers verder gaat dan hetgeen waarop de anderen opzet hadden, kunnen de anderen daarvoor niet aansprakelijk worden gehouden. Teneinde te kunnen beoordelen waarop het opzet van de verdachten was gericht, is het van belang dat wordt vastgesteld wat het gezamenlijke plan van de verdachten was en of het plegen van grof geweld, mogelijk uitmondend in de dood van het slachtoffer, onder het samenwerkingsverband kan worden gebracht. Het hof is van oordeel dat dat niet het geval was en overweegt hieromtrent nader als volgt.
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in beide instanties gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[medeverdachte 1] heeft op of kort voor 7 december 2009 van een vriendin genaamd [getuige 1] een tip gekregen dat in de woning van een Afrikaanse man drugs zouden zijn verborgen. [medeverdachte 1] had eerder Afrikaanse mannen van hun drugs beroofd en besloot dit ook nu te willen doen. Hij overlegde hierover met [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en de verdachte. Alle drie besloten met de overval mee te doen. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en de verdachte (hierna kortheidshalve ook wel aangeduid als: de verdachten, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat [medeverdachte 2] ter zake niet in Nederland is vervolgd) zijn vervolgens op 7 december 2009 naar de woning aan het [adres 2] te Amsterdam Zuidoost gegaan, met de bedoeling om het slachtoffer [slachtoffer 1] van geld en/ of harddrugs te beroven. [medeverdachte 1] heeft een vuurwapen meegenomen. Alle verdachten waren hiervan, in ieder geval voorafgaand aan het binnendringen van de woning van het slachtoffer, op de hoogte. Nadat er was aangebeld en het slachtoffer zijn voordeur had geopend, heeft de verdachte het vuurwapen, dat hij kort daarvoor van [medeverdachte 1] had overgenomen, op het hoofd van het slachtoffer gericht en heeft [medeverdachte 1] het slachtoffer vastgepakt en met zijn hand de mond van het slachtoffer dichtgehouden. Vervolgens heeft bij de voordeur/in de hal van de woning een worsteling plaatsgevonden tussen het slachtoffer en één of meer verdachten, waarbij geweld is gebruikt. Het slachtoffer is uiteindelijk door één of meer verdachten overmeesterd, naar de slaapkamer gebracht, en daar door verwurging om het leven gebracht. Het levenloze lichaam van het slachtoffer is vervolgens door één of meer verdachten naar de badkamer versleept en daar, liggend op de buik, op de badkamervloer achtergelaten. De volgende dag – 8 december 2009 – is het slachtoffer door de brandweer op de vloer van de badkamer aangetroffen. De enkels van het slachtoffer bleken losjes aan elkaar te zijn gebonden. Niet kon worden vastgesteld of dit vastbinden is gebeurd toen het slachtoffer nog in leven was of nadat hij was overleden.
Uit het sectierapport is voorts nog gebleken dat het slachtoffer diverse verwondingen in het gelaat, een ribbreuk en verschillende bloeduitstortingen verspreid over het lichaam had, welke letsels blijkens het rapport bij leven moeten zijn ontstaan door inwerking van uitwending mechanisch botsend geweld.
Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep kan worden afgeleid dat voorafgaand aan dan wel tijdens de overval op het slachtoffer, de verdachten voornemens waren om het slachtoffer om het leven te brengen. Evenmin blijkt daaruit dat de mogelijke dood van het slachtoffer in het plan tot beroving besloten lag. De verdachten hebben ieder voor zich verklaard dat het meenemen van een vuurwapen uitsluitend tot doel had het slachtoffer daarmee te bedreigen. Dit vuurwapen is uiteindelijk ook niet gebruikt bij het om het leven brengen van het slachtoffer. Het hof is van oordeel dat, gelet op hetgeen de verdachte en de andere verdachten daarover hebben verklaard en op hetgeen bij het plegen van een overval met een getalsmatige overmacht op een man in een woning voorzienbaar is, niet kan worden vastgesteld dat in het plan van de verdachten besloten lag dat het slachtoffer door één van hen door verwurging om het leven zou worden gebracht.
Het hof overweegt ten slotte dat het de arresten waarnaar de advocaat-generaal heeft verwezen niet van belang acht voor de beoordeling van de rechtsvragen die thans aan de orde zijn. Zo betreft ECLI:HR:2004:AO1498 de vraag of het slaan met een doorgeladen pistool tegen en in de richting van het hoofd van een slachtoffer (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer oplevert. Het andere arrest ziet op de bewezenverklaring van diefstal met geweld en/of afpersing, de dood ten gevolge hebbend en niet op het medeplegen van doodslag, zoals in hier aan de orde.
Het voorgaande brengt met zich dat het hof niet komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde (mede)plegen van (gekwalificeerde) doodslag en de verdachte daarvan zal vrijspreken.
4.2.
vrijspraak van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde
Het hof zal de verdachte vrijspreken van de hem onder 1 meer subsidiair cumulatief/alternatief tenlastegelegde afpersing en gekwalificeerde diefstal in vereniging, de dood ten gevolge hebbend, reeds nu niet wettig en overtuigend is bewezen dat sprake is geweest van afgifte van enig goed aan de verdachte(n) en/of van het wegnemen van enig goed door de verdachte(n).

5.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meest subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1. meest subsidiair

hij op of omstreeks 7 december 2009 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon bekend onder de naam [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]), te dwingen tot afgifte van een som geld en/of harddrugs, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde persoon,
of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een som geld en/of harddrugs, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum st 1] 1972 te [geboorteplaats slachtoffers]), en die voorgenomen diefstal toe doen voorafgaand en/of vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde persoon, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met zijn mededaders naar de woning van voornoemde persoon is gegaan,

waar hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededaders:

- heeft aangebeld en
- ( nadat voornoemde persoon de deur van die woning had geopend) een vuurwapen op voornoemde persoon heeft gericht en
- voornoemde persoon die woning heeft/hebben ingeduwd en
- die woning zijn binnen gegaan en
- de mond van voornoemde persoon heeft dicht gehouden en
- voornoemde persoon in de richting van een slaapkamer heeft/hebben geduwd of geleid en
- krachtig, fysiek geweld (verwurging) heeft/hebben uitgeoefend op het lichaam van die manspersoon,
terwijl dat feit de dood van die persoon ten gevolge heeft gehad;

2.

hij op 8 december 2009 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning op het adres [adres 2], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in die woning een brandversnellend middel verspreid en aangestoken, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor in die woning aanwezige voorwerpen en belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die belendende woningen aanwezige bewoners te duchten was.
Hetgeen onder 1 meest subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

6.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 meest subsidiair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 meest subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
of
poging tot diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 meest subsidiair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

8.Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 subsidiair tenlastegelegde medeplegen van gekwalificeerde doodslag en de onder 2 tenlastegelegde opzettelijke brandstichting veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaren met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft voorts de teruggave van een aantal inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte gelast.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde gevangenisstraf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd. De advocaat-generaal heeft voorts geconcludeerd tot teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval in een woning. De verdachten hebben, nadat één van hen een tip had gekregen dat het slachtoffer over een grote hoeveelheid geld en/of harddrugs zou beschikken, zich naar de woning van het slachtoffer begeven om deze te beroven. Er is door de verdachte en zijn mededaders aangebeld en direct nadat er door het slachtoffer was opengedaan, is er een worsteling ontstaan waarbij het slachtoffer onder bedreiging van een meegenomen vuurwapen en door uitoefening van fysiek geweld is overmeesterd en naar de slaapkamer is gebracht. Het slachtoffer is vervolgens op enig moment als gevolg van verwurging komen te overlijden. De verdachte is als deelnemer aan de overval, waarbij de verdachte meer dan een ondergeschikte rol heeft gehad – hij heeft onder andere het slachtoffer bedreigd en geslagen met het vuurwapen –, mede verantwoordelijk voor het als gevolg van de overval komen te overlijden van het slachtoffer.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij met zijn mededaders in de beslotenheid van de eigen woning van het slachtoffer is binnengedrongen, een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Het slachtoffer moet voor zijn overlijden zeer angstige momenten hebben meegemaakt; overvallen door vier mannen, bedreigd en geslagen met een vuurwapen en tenslotte een verstikkingsdood door verwurging.
Door hun handelen hebben de verdachten voorts onnoemelijk veel leed toegebracht aan zijn echtgenote, [nabestaande], zoals daarvan mede en indringend blijkt uit de slachtofferverklaring.
De verdachte is de dag na de noodlottige overval teruggekeerd naar de plaats delict en heeft daar op verschillende plekken in de woning (een portiekwoning gelegen in een appartementencomplex) met behulp van motorbenzine brand gesticht met de bedoeling om eventueel achtergebleven dadersporen uit te wissen. Daarbij zijn onder meer dierbare herinneringen voor de nabestaande, mevrouw [nabestaande], verloren gegaan.
Door aldus te handelen heeft de verdachte de nabestaande niet alleen financiële en emotionele schade berokkend, maar tevens de veiligheid van de aangrenzende woningen (inclusief inboedel) en van de op dat moment aanwezige bewoners in het appartementencomplex, concreet in gevaar gebracht. Dat de brand uiteindelijk niet is overgeslagen op andere woningen en dat er geen slachtoffers zijn gevallen is louter aan toeval en tijdig ingrijpen van de brandweer te danken, en geenszins aan het handelen van de verdachte. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij zich ten tijde van het plegen van het feit op geen enkele wijze rekenschap lijkt te hebben gegeven van de gevaren van zijn handelen en dat hij zich kennelijk alleen heeft laten leiden door zijn eigen belang en/of dat van (één van) zijn mededader(s).
Voor de samenleving in het algemeen geldt dat misdrijven als de onderhavige als zeer bedreigend worden ervaren en gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengen. De bewezenverklaarde feiten kunnen gelet op hun gewelddadige karakter en de onherstelbare gevolgen dan ook niet anders worden bestraft dan met een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 1 mei 2014, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld, maar wel voor mishandeling.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 13 jaren duur passend en geboden. Deze straf is lager dan de straf die door de advocaat-generaal is geëist, hetgeen zich laat verklaren doordat het hof de verdachte vrijspreekt van het medeplegen van gekwalificeerde doodslag.
Overweging met betrekking tot het beslag
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen overweegt het hof dat die voorwerpen terug dienen te worden gegeven aan de verdachte, nu niet is gebleken dat deze voorwerpen in verband kunnen worden gebracht met de bewezen verklaarde feiten.

9.Vordering van de benadeelde partij[nabestaande]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.645,00, vermeerderd met de wettelijke rente en bestaat uit een vordering ter zake materiële schade van € 7.645,00 en immateriële schade van € 1.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.169,73 (een bedrag ter zake materiële schade van € 6.169,63 en immateriële schade van € 1.000,00), vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering ter zake materiële schade tot een bedrag van € 6.116,00 en ter zake van immateriële schade tot het gevorderde bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de uitvaartkosten die de benadeelde partij heeft gemaakt rechtstreeks samenhangen met het onder 1 meest subsidiair handelen van verdachte en zijn mededaders en dat een deel daarvan voor vergoeding in aanmerking komt. Het hof brengt op het gevorderde bedrag ter zake materiële schade van € 7.645,00 een bedrag van € 1.529,00 in mindering, nu is gebleken dat dit bedrag reeds door of namens de medeverdachte [getuige 1] is vergoed. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen. De vordering zal worden toegewezen tot het resterende bedrag van € 6.116,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het overlijden van het slachtoffer. Het hof stelt de verdachte en ieder van zijn mededaders in hoger beroep hoofdelijk aansprakelijk voor voldoening van het hele bedrag.
Het hof wijst toe de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 1000,00 als gevolg van de brandstichting. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 157, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meest subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meest subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 stk Motorola C139 zaktelefoon (3896857);
- 3.00 stk papier (3896886).
Vordering van de benadeelde partij[nabestaande]
Wijst toede materiële vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij[nabestaande] ter zake van het onder 1 meest subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 6.116,00 (zesduizend honderdzestien euro)en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst afde materiële vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij[nabestaande] voor een bedrag van
€ 1.529,00 (duizend vijfhonderdnegenentwintig euro).
Wijst toede immateriële vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij[nabestaande] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1000,00 (duizend euro).
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd[nabestaande], een bedrag te betalen van
7.116,00 (zevenduizend honderdzestien euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van de materiële schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.S.G. Verhoeff, mr. A.E.M. Röttgering en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. J.K.D. Bakker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 juni 2014.
[...]