ECLI:NL:GHAMS:2014:1808

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2014
Publicatiedatum
19 mei 2014
Zaaknummer
23-000733-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van echtgenote in hennepkwekerijzaak na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit in de periode van 1 november 2010 tot en met 19 augustus 2011 in Hoofddorp. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het telen van ongeveer 28 hennepplanten en het wederrechtelijk wegnemen van elektriciteit van Liander N.V. De verdachte heeft steeds ontkend betrokken te zijn geweest bij de hennepteelt en verklaarde dat zij zich tegen de inrichting van de kwekerij heeft verzet, die door haar echtgenoot was opgezet.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 mei 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voor de verdachte heeft gevorderd. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de beschikbare bewijsstukken zorgvuldig gewogen. Hoewel er aanwijzingen waren dat de verdachte financieel voordeel had van de hennepkwekerij, oordeelde het hof dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar echtgenoot, die als medeverdachte werd beschouwd. Het hof concludeerde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had begaan.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor de kwalificatie van medeplegen in strafzaken, vooral in situaties waarin de verdachte in een gedeelde woonomgeving leeft met de medeverdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000733-13
Datum uitspraak: 16 mei 2014
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 februari 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-660197-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 mei 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 19 augustus 2011 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/woning aan de [straatnaam]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 28 hennepplanten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 19 augustus 2011 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat in de woning van de verdachte, die zij deelde met haar echtgenoot tevens medeverdachte, in de ten laste gelegde periode een hennepkwekerij is ingericht.
De verdachte heeft steeds verklaard, dat zij weliswaar wist van de aanwezigheid van de kwekerij (die door haar echtgenoot was ingericht en werd verzorgd), maar dat zij zich steeds tegen die inrichting heeft verzet en dat zij zich overigens op geen enkele manier met de hennepteelt heeft bemoeid.
Het hof is van oordeel dat, hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat de verdachte naar aanleiding van financiële zorgen heeft ingestemd met en betrokken is geweest bij (de inrichting van) de hennepkwekerij en dat zij en haar echtgenoot als gezin hebben geprofiteerd van opbrengsten daarvan, niet met voldoende zekerheid is komen vast te staan, dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, gericht op de planning en de uitvoering van het feit, dat is voldaan aan de voorwaarden voor de strafbare vorm van samenwerking die als medeplegen kan worden gekwalificeerd.
Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat het voor de verdachte, die met haar kinderen en de medeverdachte de woning deelde, ook niet goed mogelijk is geweest zich te distantiëren van de door haar echtgenoot opgezette hennepkwekerij.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat zij hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. A.P.M. van Rijn en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 mei 2014.