Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte],
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
V: Wanneer begon u met de bouw van de hennepkwekerij?
A: Afgelopen mei of juni 2019.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het telen van hennep, diefstal van elektriciteit en schuldwitwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de eerste twee beschuldigingen, maar heeft haar wel schuldig bevonden aan schuldwitwassen van een bedrag van ongeveer € 19.000. De verdachte, geboren in 1955, was bijgestaan door haar advocaat mr. R.P. Snorn, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. D. Homans – De Boer. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij die door haar inmiddels overleden echtgenoot was ingericht, er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking die nodig is voor een veroordeling voor medeplegen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan schuldwitwassen, omdat er aanzienlijke contante stortingen op haar bankrekening waren gedaan, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren op, met een vervangende hechtenis van 30 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen achtte.