ECLI:NL:GHAMS:2014:12
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van vrijstelling BPM bij verhuizing naar Nederland
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van vrijstelling van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) aan belanghebbende, die in Frankrijk woonde. De inspecteur van de Belastingdienst had de aanvraag om vrijstelling afgewezen, omdat de personenauto niet ten minste zes maanden in het bezit van belanghebbende was geweest voordat hij zijn normale verblijfplaats in Frankrijk opgaf. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Belanghebbende had sinds 2000 met zijn gezin in Frankrijk gewoond, maar zijn vrouw en dochter verhuisden medio augustus 2011 naar Nederland. Belanghebbende kocht op 8 april 2011 een gebruikte Mercedes-Benz in Duitsland en registreerde deze op 14 juni 2011 in Frankrijk. Hij stelde dat hij tot eind oktober 2011 in Frankrijk verbleef, maar het Hof oordeelde dat zijn centrum van persoonlijke belangen na de verhuizing van zijn gezin naar Nederland op 15 augustus 2011 naar Nederland was verplaatst. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn normale verblijfplaats in Frankrijk had behouden.
De relevante wetgeving, waaronder de Wet belasting van Personenauto’s en motorrijtuigen 1992 en de Verordening (EG) nr. 1186/2009, werd in overweging genomen. Het Hof bevestigde dat de vrijstelling van BPM alleen kan worden verleend als aan de voorwaarden wordt voldaan, waaronder de eis dat de auto zes maanden voor de verhuizing in bezit is geweest. Aangezien belanghebbende niet voldeed aan deze voorwaarde, werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De kostenveroordeling werd afgewezen.