ECLI:NL:GHAMS:2013:3849

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
200.086.891-02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van appellanten tegen Varde Investments (Ireland) Limited inzake ontvankelijkheid in hoger beroep na vernietiging door de Hoge Raad

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, zijn appellanten [appellant 1] en [appellant 2] in hoger beroep gekomen tegen Varde Investments (Ireland) Limited. De zaak is ontstaan na een vonnis van de kantonrechter op 15 december 2010, waarin appellanten zijn veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan Varde. Appellanten hebben in hoger beroep gesteld dat zij ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun hoger beroep door het hof in een eerder arrest van 4 oktober 2011. Dit arrest werd vernietigd door de Hoge Raad op 29 maart 2013, die oordeelde dat de omstandigheden die door appellanten zijn aangevoerd, zoals het niet ontvangen van een belangrijke brief van de advocaat van Varde, niet voor hun risico dienen te komen. Het hof heeft vastgesteld dat appellanten niet op de hoogte waren van de aanzegging van Varde en dat zij niet tijdig van grieven hebben gediend door een samenloop van omstandigheden, waaronder de ontoegankelijkheid van het roljournaal. Hierdoor zijn appellanten alsnog ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door appellanten op 17 december 2013. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 5 november 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.086.891/02
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 november 2013
inzake

1.[appellant 1],

2.
[appellant 2],
beiden wonend te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. L.C.M. Jurgens te Amsterdam,
tegen
VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin (Ierland),
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.C.M. Ouwens te Spijkenisse.
Appellanten worden hierna gezamenlijk [appellanten] genoemd en geïntimeerde Varde.

1.Het geding na verwijzing door de Hoge Raad

Bij arrest van 29 maart 2013 heeft de Hoge Raad onder zaaknummer 12/00401 het in deze zaak tussen [appellanten]en Varde gewezen arrest van dit hof van 4 oktober 2011 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing teruggewezen naar dit hof.
Bij exploot van 24 april 2013 hebben [appellanten] Varde opgeroepen om voort te procederen voor dit hof.
Op de rol van 13 augustus 2013 hebben [appellanten] zich bij akte uitgelaten over hun ontvankelijkheid in hoger beroep. Daarbij hebben zij een (tegen)bewijsaanbod gedaan.
Bij antwoordakte heeft Varde zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vervolgens is arrest bepaald.

2.Beoordeling

2.1
Het gaat hier, samengevat en voor zover van belang, om het volgende.
2.1.1
De kantonrechter heeft [appellanten] bij vonnis van 15 december 2010 (hierna: het vonnis), verbeterd bij vonnis van 22 juni 2011, veroordeeld tot betaling aan Varde van een geldbedrag.
2.1.2
[appellanten] zijn van het vonnis in hoger beroep gekomen bij het hof. De zaak is op de rol ingeschreven en heeft op 28 juni, 9 augustus en 6 september 2011 op de rol gestaan voor het nemen van een memorie van grieven door [appellanten]
2.1.3
Op de rolzitting van 20 september 2011 is akte verleend dat [appellanten] niet tijdig van grieven hebben gediend.
2.1.4
Bij arrest van 4 oktober 2011 heeft het hof [appellanten] bij gebreke van grieven niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep.
2.1.5
[appellanten] hebben van dat arrest beroep in cassatie ingesteld en hebben - samengevat - aangevoerd dat zij ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun hoger beroep, gelet op een samenloop van de volgende feiten en omstandigheden: (i) [appellanten] hebben de brief van mr. Ouwens van 12 augustus 2011 waarbij Varde [appellanten] partijperemptoir en akte niet-dienen heeft aangezegd (hierna: de brief) niet ontvangen, (ii) het roljournaal was in de periode van 5 september 2011 tot 17 oktober 2011 niet toegankelijk, (iii) [appellanten] hebben op de rol van 6 september 2011 een proceshandeling verricht en (iv) [appellanten] hadden de redelijke verwachting dat de zaak, op grond van het toepasselijke landelijke procesreglement, automatisch zou worden aangehouden.
2.1.6
Bij arrest van 29 maart 2013 heeft de Hoge Raad voornoemd arrest vernietigd en ter verdere behandeling en beslissing teruggewezen naar dit hof. Daartoe heeft de Hoge Raad overwogen dat, gelet op de door [appellanten] gestelde samenloop van omstandigheden, tegen de achtergrond van het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een effectieve toegang tot de civiele rechter niet voor risico van [appellanten] dient te komen dat zij op 20 september 2011 nog niet van grieven hebben gediend en dat de stellingen van [appellanten] op juistheid moeten worden onderzocht.
2.2
Nu [appellanten] de ontvangst van de brief hebben betwist, door Varde geen ontvangstbevestiging van de brief in het geding is gebracht en mr. Ouwens bij brief van 6 oktober 2011 heeft verklaard dat hij zonder meer wil aannemen dat de mededelingen van de advocaat van [appellanten] over de (ontvangst van) de brief juist zijn, gaat het hof er van uit dat de brief (de advocaat van) [appellanten] niet heeft bereikt en derhalve geen sprake is geweest van een geldige aanzegging partijperemptoir en akte niet-dienen. Daarnaast is voldoende gebleken dat [appellanten] niet via het roljournaal hebben kunnen vernemen dat Varde hen op de rol van 6 september 2011 partijperemptoir en akte niet-dienen heeft aangezegd tegen de rol van 20 september 2011, omdat het roljournaal in de periode van 5 september 2011 tot 17 oktober 2011 niet toegankelijk was, en dat [appellanten] daarvan ook niet tijdig via de website www.rechtspraak.nl kennis hebben kunnen nemen, omdat de rolberichten van het hof pas vanaf 13 september 2011 op die website zijn gepubliceerd. Dat [appellanten], gelet op het voorgaande en op grond van het toepasselijke procesreglement, ervan uit gingen dat de zaak op de rol van 6 september 2011 naar een roldatum op een termijn van 53 weken zou worden verwezen is dan ook niet onbegrijpelijk. Dit geldt temeer omdat [appellanten] op genoemde roldatum van 6 september 2011 wel een andere proceshandeling - het overleggen van het originele herstelvonnis van 22 juni 2013 - hebben verricht.
2.3
Uit vorenstaande samenloop van omstandigheden volgt dat [appellanten] alsnog kunnen worden ontvangen in hun hoger beroep. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een memorie van grieven door [appellanten]

3.Beslissing

Het hof:
verklaart [appellanten] ontvankelijk in hun hoger beroep;
verwijst de zaak naar de rol van 17 december 2013 voor het nemen van een memorie van grieven door [appellanten];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Huijzer, R.J.M. Smit en J.C. Toorman en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 november 2013.