Het proces-verbaal van voornoemde zitting vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“Mr. Gustings: [betrokkene] geeft aan dat haar belang prevaleert boven dat van [verzoeker 2]. Dit is niet terecht want [verzoeker 2] staat hier in feite geheel buiten. Zijn belangen worden enorm geschaad.
Het staat buiten twijfel dat als een huis op deze markt voor elk bedrag verkocht mag worden, [verzoeker 2] daar grote schade door zal lijden. Dat zal namelijk ver onder de waarde zijn.
Mr. Rang: het huis wordt toch verkocht voor de marktwaarde?
Mr. Gustings: waarde van executie is anders dan marktwaarde. Er is een vordering op het aandeel van [verzoeker 1] in de gemeenschap en niet op dat van [verzoeker 2].
Rang: u wilt niet veronderstellen dat als je samen een huis koopt, je tot in lengte van dagen aan de executie kunt ontkomen?
Mr. Gustings: dat zeg ik ook niet. Er moet eerst verrekend worden tussen [verzoeker 2] en [verzoeker 1] voordat [betrokkene] zich kan verhalen op het aandeel in de gemeenschap van [verzoeker 1].
Mr. Rang: maar de rechtbank heeft toch al de executie gelast?
Mr. Gustings: de rechter zegt dat er eerst een verdeling moet plaatsvinden voordat er geëxecuteerd mag worden.
Hoger beroep is er toch om juist aan te geven dat de beslissing van 6 december te herzien.
Meneer [verzoeker 2] verzoekt om schorsing van zitting. Na terugkeer geeft hij aan het hof te willen wraken, althans de voorzitter en mr. Rang. [verzoeker 1] ondersteunt het verzoek tot wraking.
(…)
Hierop wordt de zitting geschorst. Partijen wachten op de gang.
Vervolgens komen raadsheren en partijen weer terug in de zittingszaal en vraagt de voorzitter aan mr. Gustings om haar wrakingsgronden nog precies te formuleren, zodat deze in het pv van de zitting kunnen worden neergelegd.
De wraking is gericht op de voorzitter vanwege het feit dat zij ook voorzitter was bij het pleidooi in de bodemzaken die hebben geleid tot de arresten van 22 januari 2013.
Verder richt het wrakingsverzoek zich tegen mr Rang, waarbij het een combinatie is geweest van haar non verbale en verbale communicatie. Zij gaf aan dat het maar zeer de vraag is of de hypotheek niet paulianeus is. Dit terwijl in het vonnis van 21 december 2011 en de uitspraken van de rechtbank en het hof Leeuwarden in de procedure tegen [verzoeker 2] is aangegeven dat [verzoeker 2] niets te verwijten valt. Meer specifiek staat in het vonnis van 21 december 2011 expliciet dat geen sprake is geweest van een paulianeuze handeling. De non verbale communicatie van mr. Rang bestond daaruit dat zij haar handen in de lucht stak en een ongeïnteresseerde houding innam. Dit in combinatie met opmerkingen van haar: ‘U wil toch niet zeggen dat …’ en ‘U meent toch niet dat …’
Een bijkomende reden is de opmerking van mr. Rang dat in het vonnis van 6 december 2012 toch is neergelegd dat er toch geen reden is voor schorsing van de executie. Dit terwijl het doel van de zitting van vandaag toch juist is het hoger beroep van dat vonnis van 6 december 2012.
De heer [verzoeker 2] merkt daarbij op dat hij vindt dat hij recht heeft op een behandeling van de zaak door rechters die niet vooringenomen zijn en dat hij door die opmerkingen van mr. Rang het idee heeft dat wel sprake is van vooringenomenheid.
Verder merkt de heer [verzoeker 2] op dat hij vindt dat het op de weg van het hof gelegen had om zelf te zorgen dat deze procedure, dus het spoedkort geding, door een volledig nieuwe samenstelling van het hof zou worden behandeld.”