ECLI:NL:GHAMS:2013:1822

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2013
Publicatiedatum
3 juli 2013
Zaaknummer
11/00500bis
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van de rechtbank inzake loonbelasting en omzetbelasting met kostenveroordeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. J.J. Vetter, tegen de ontvanger van de Belastingdienst/Holland-Midden. De zaak betreft een aansprakelijkstelling voor loonbelasting en omzetbelasting. Het Hof heeft de aansprakelijkstelling voor loonbelasting vastgesteld op € 95.763, na een vermindering van € 11.097,33 van het eerder vastgestelde bedrag van € 106.861. Daarnaast is het bedrag aan omzetbelasting vastgesteld op € 404.202. De uitspraak van de rechtbank Haarlem, waartegen het hoger beroep was ingesteld, is gedeeltelijk vernietigd. Het Hof heeft de ontvanger veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal € 2.594 bedragen. Deze kosten zijn berekend op basis van de tarieven in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gedaan en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het Hof heeft de ontvanger gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 153 te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige belastingkamer, waarbij de voorzitter en de leden in tegenwoordigheid van de griffier de beslissing hebben genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 11/00500 bis
13 juni 2013
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] ([Y])te [Z], belanghebbende,
gemachtigde mr. J.J. Vetter (Geradts & Vetter Advocaten-Belastingkundigen),
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 10/1199 van de rechtbank Haarlem in het geding tussen
belanghebbende
en
de ontvanger van de Belastingdienst/Holland-Midden, kantoor Hoofddorp,de ontvanger.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Voor de loop van het geding verwijst het Hof naar de tussenuitspraak van 28 maart 2013, kenmerk 11/00500.
1.2.
De ontvanger heeft zich op 3 april en 16 mei 2013 uitgelaten over de cijfermatige uitwerking als verwoord in overweging 6.7 van de tussenuitspraak. De gemachtigde heeft dit gedaan op 16 april 2013. De griffier heeft afschriften van de briefwisseling aan de respectievelijke wederpartijen verzonden en deze hebben toestemming verleend voor het achterwege laten van een nadere zitting.

2.Feiten, geschilomschrijving en standpunten van partijen

Voor de feiten, geschilomschrijving en standpunten van partijen verwijst het Hof naar de tussenuitspraak van 28 maart 2013.

3.Beoordeling van het geschil

3.1.
In overweging 6.5 van de tussenuitspraak heeft het Hof het bedrag van de aansprakelijkstelling bepaald op € 106.861 aan loonbelasting en € 404.202 aan omzetbelasting, zij het onder aftrek van een nog nader te bepalen bedrag als verwoord onder 6.7 van de tussenuitspraak.
3.2.
De briefwisseling genoemd onder 1.2 van deze uitspraak, bevat de eenduidige uitkomst van partijen dat op basis van het oordeel in de tussenuitspraak het hierboven genoemde bedrag aan loonbelasting verminderd moet worden met € 11.097,33. Het Hof zal het bedrag van de aansprakelijkstelling dan ook nader bepalen op € 95.763 aan loonbelasting en € 404.202 aan omzetbelasting.

4.Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).
Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit per 1 januari 2013 geldende tarief:
  • voor de bezwaarfase op € 470 (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting x € 235 x 1 (wegingsfactor) = € 470);
  • voor het beroep op € 944 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting x € 472 x 1 (wegingsfactor) = € 944);
  • voor het hoger beroep op € 1.180 (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een schriftelijke inlichting x € 472 x 1 (wegingsfactor) = € 1.180).
De kostenveroordeling bedraagt in totaal dus een bedrag van € 2.594.

5.Beslissing

Het Hof
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de beschikking aansprakelijkstelling tot een bedrag van € 499.965;
  • gelast de ontvanger het door belanghebbende in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 153 te vergoeden en
  • veroordeelt de ontvanger in de kosten van het geding ten bedrage van € 2.594.
De uitspraak is gedaan door mrs. J.P.A. Boersma, voorzitter, O.B. Onnes en J.P. Kruimel, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando als griffier. De beslissing is op 13 juni 2013 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.