Uitspraak
mr. P. Stehouwerte Sneek,
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam.
1.Het procesverloop
2.De feiten
Artikel 10 RECHT VAN AANKOOP DOOR ERFPACHTER
De erfpachter en zijn rechtsopvolger(s) onder algemene en bijzondere titel is/zijn gerechtigd tot aankoop van het registergoed:
a. bij het overlijden van de erfpachter.
de volgens artikel 10 lid 3 vastgestelde koopprijs wordt verhoogd met een vergoeding gelijk aan de contante waarde van het verschil tussen het in artikel 2 lid 2 genoemd canonpercentage en het op het moment van aankoop geldende canonpercentage voor nieuw af te sluiten erfpachtcontracten, te berekenen over de verschuldigde canon op het moment van de aankoop en over de periode gelegen tussen het moment van aankoop en de in artikel 10 lid 1d genoemde eerstvolgende contractuele aankoopdatum, of, indien het erfpachtcontract een contract voor zevenentwintig jaar betreft, de in artikel 10 lid 1c genoemde einddatum.
Als disconteringsvoet voor de berekening van de contante waarde wordt het op het moment van aankoop geldende canonpercentage voor nieuw af te sluiten erfpachtcontracten gehanteerd.
De in lid a genoemde vergoeding is slechts verschuldigd indien het op het moment van aankoop voor nieuw af te sluiten erfpachtovereenkomsten geldende canonpercentage lager is dan het in artikel 2 lid 2 genoemde canonpercentage.
3.De beoordeling
5 november 2008. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, waartegen [appellant] opkomt in hoger beroep.
methode-Fagoedis de waarde van het erfpachtrecht gelijk aan het verschil tussen de agrarische waarde in onbelaste staat en de terugkoopsom, zoals die berekend dient te worden volgens artikel 10 lid 3 van de erfpachtsvoorwaarden. Omdat volgens de methode-Fagoed de agrarische waarde gelijk is aan de waarde van de terugkoopsom (bij een agrarische waarde van € 22.000,-- per hectare) dan wel slechts beperkt hoger is dan de terugkoopsom (bij een agrarische waarde van € 26.000,--), leidt dit tot een waarde van het recht van erfpacht van nihil (bij een hectareprijs van € 22.000,--) of
€ 22.385,-- (voor het totale object, bij een hectareprijs van € 26.000).
methode-Tollneris erop gericht, zo is vermeld in de toelichting daarop van Fagoed, vast te stellen wat er in de markt wordt betaald voor het recht van erfpacht, indien de erfpachter op enig moment het recht van erfpacht aan een derde zou vervreemden. Ook daarbij wordt uitgegaan, zo begrijpt het hof, van het verschil tussen de waarde van de bloot-eigendom van de gronden en de agrarische waarde. De waarde van de bloot-eigendom wordt berekend door het optellen van de gekapitaliseerde canon tot het einde van de looptijd en de contante waarde van de gronden bij het einde van de looptijd. Die contante waarde van de gronden bij het einde van de looptijd wordt bij de methode-Tollner bepaald door de volgens artikel 10 van de erfpachtvoorwaarden te berekenen terugkoopsom. Doordat, volgens de methode-Tollner, de waarde van de bloot-eigendom hoger ligt dan de agrarische waarde in onbelaste staat (bij een hectareprijs van € 22.000,--) dan wel slechts beperkt hoger is dan de agrarische waarde (bij een hectareprijs van € 26.000,--), leidt ook deze methode ertoe dat het erfpachtsrecht gewaardeerd wordt op nihil (bij een hectareprijs van € 22.000,--) of op € 25.459,-- bij een looptijd van 20 jaar (voor het totale object, bij een hectareprijs van € 26.000,--) en op € 27.079,-- bij een looptijd van 41 jaar.
4.Beslissing
R.H. de Bock, en M. Kremer en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2011 door de rolraadsheer.