arrestnummer:
parketnummer: 23-001201-06
datum uitspraak: 9 mei 2008
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 9 maart 2006 in de strafzaak onder parketnummer 15-502273-05 van het openbaar ministerie
tegen
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 februari 2006 en op de terechtzitting in hoger beroep van 25 april 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg 23 februari 2006 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging.
Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden met aftrek.
Gelet op de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof uit van het volgende.
Nadat de verdachte zich gedurende enkele weken beschikbaar had gehouden voor ene [A] om tegen betaling een klusje te doen, is hij op zaterdag 19 november 2005 in de loop van de middag in Den Haag gebeld met het verzoek naar Schiphol te gaan om een goedkoop ticket te kopen teneinde op de ‘airside’ te kunnen komen en aldaar op zoek te gaan naar een dame met een zwarte jas. Van haar zou de verdachte, volgens instructies van [A], een koffer krijgen die hij in een locker moest stoppen, waarna hij het nummer van de locker aan die [A] moest doorgeven. De verdachte is daarop direct naar Schiphol gereden, heeft aldaar een vliegticket gekocht voor een vlucht nog diezelfde dag om 19:10 uur naar Zurich en heeft zich vervolgens naar de ‘airside’ begeven, alwaar de verdachte op 19 november 2005 om 18:15 uur is aangehouden.
Medeverdachte [P] was op 19 november 2005 omstreeks 13:50 uur op Schiphol aangekomen en is om 14:45 uur gearresteerd. De pakketten met cocaïne zijn toen uit de handbagage van die [P] verwijderd en inbeslaggenomen. Vervolgens heeft die [P] met de Koninklijke Marechaussee meegewerkt om de persoon aan wie de cocaïne overhandigd zou worden, te kunnen aanhouden. Aanvankelijk betrof dit een persoon die zich telefonisch aan [P] kenbaar maakte als iemand die bruin is, een zwarte pet op heeft, witte handschoenen aan heeft en een kar bij zich heeft. Even later wordt deze persoon zowel door die [P] als door de Marechaussee gesignaleerd. Het contact tussen de twee mislukt echter. Om 16:10 uur ontvangt [P] telefonisch het bericht dat iemand anders zal worden gestuurd om de koffer van haar in ontvangst te nemen. Die ander blijkt uiteindelijk de verdachte te zijn.
Uit de omstandigheid dat aanvankelijk een ander persoon dan de verdachte de koffer van [P] op de airside in ontvangst zou nemen, leidt het hof af dat de verdachte pas in een zeer laat stadium en onverwachts op 19 november 2005 het verzoek heeft gekregen naar Schiphol te gaan, zoals hierboven uiteengezet. De verklaring van de verdachte dat hij rond 17.00 uur werd gebeld is in dat licht bezien niet onaannemelijk. Dat betekent dat op het tijdstip dat met de verdachte contact werd opgenomen bij de inbeslagname alle pakketten cocaïne reeds uit de koffer waren verwijderd.
De door verdachte vervolgens verrichte handelingen die mogelijk verband hielden met de verlengde invoer van de cocaïne kunnen, nu die cocaïne volledig uit de koffer was verwijderd, niet meer leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid.
Op grond van het bovenstaande is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Gelet op deze te nemen beslissing behoeven de door de verdediging overigens opgeworpen weren geen nadere bespreking.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de 2e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Gonggrijp-van Mourik, mr. J.D.L. Nuis en mr. D.J.M.W. Paridaens, in tegenwoordigheid van mr. E. Wiersma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 mei 2008.