ECLI:NL:GHAMS:2008:BC9300

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.001.291-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling aan een echtgenote zonder zeggenschap binnen de vennootschap onder firma

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellante voor de wettelijke schuldsaneringsregeling. Appellante had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Alkmaar, dat op 17 januari 2008 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat appellante niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan van de schulden, omdat zij mede aansprakelijk was voor de schulden van haar echtgenoot, die als vennoot van een vennootschap onder firma (v.o.f.) hoofdelijk aansprakelijk was voor deze schulden. Appellante was gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en ontving een AOW-uitkering. De totale schuldenlast bedroeg op 20 december 2007 € 925.398,56.

In hoger beroep heeft appellante betwist dat de schulden niet te goeder trouw zijn aangegaan. Het hof heeft vastgesteld dat appellante geen zeggenschap had binnen de v.o.f. en geen werkzaamheden verrichtte. Bovendien was er geen bewijs dat zij enige wetenschap had van het ontstaan of onbetaald laten van de schulden. Het hof oordeelde dat appellante recht had op een kans om uit haar financieel benarde situatie te komen, en dat zij aan de wettelijke vereisten voldeed voor de schuldsaneringsregeling.

Het hof heeft daarom de beslissing van de rechtbank vernietigd en het verzoek van appellante alsnog toegewezen. De zaak is verwezen naar de rechtbank Alkmaar voor verdere behandeling, met inachtneming van de overwegingen in het arrest. Dit arrest biedt een belangrijke uitspraak over de toepassing van de schuldsaneringsregeling in situaties waarin de echtgenoot van de schuldenaar als vennoot van een v.o.f. verantwoordelijk is voor de schulden, en de rol van de echtgenote zonder zeggenschap in deze context.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 4 april 2008 in de zaak met zaaknummer 200.001.291/01 van:
[…], e/v […]
wonende aan de […],
te […],
APPELLANTE,
procureur: mr. S.A. van der Sluijs.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellante is bij per fax op 25 januari 2008 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 17 januari 2008 met rekestnummers 99570/FT-EA 08.6 en 99571/FT-EA 08.7, waarbij het verzoek van appellante tot van toepassing verklaring van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen.
Bij diezelfde beslissing is het verzoek van de echtgenoot van appellante, […], tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling eveneens afgewezen. De echtgenoot van appellante is van die beslissing in hoger beroep gekomen, welke zaak bij dit hof het zaaknummer 200.001.289/01 draagt, in welke zaak eveneens bij beslissing van heden uitspraak wordt gedaan.
1.2 Per fax van 21 februari 2008 heeft de raadsman van appellante twee producties overgelegd.
1.3 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 26 februari 2008, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Het hof heeft de behandeling van het hoger beroep aangehouden tot de zitting van 14 maart 2008 teneinde appellante in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verschaffen omtrent (de grondslagen van) de schulden ten aanzien waarvan de schuldsanering is verzocht, alsmede haar de mogelijkheid te geven haar verzoek persoonlijk toe te lichten.
1.4 Per fax van 13 maart 2008 heeft de raadsman van appellante, mr. K.A. Cerutti, het hof medegedeeld dat appellante ter terechtzitting niet zal verschijnen.
1.5 Op de voortgezette behandeling op 14 maart 2008 is namens appellante haar raadsman voornoemd verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1 De rechtbank heeft op de in de beslissing waarvan beroep vermelde gronden het verzoek van appellante om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is – zakelijk weergegeven – niet aannemelijk gemaakt dat appellante ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van de (vennootschaps)schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoek is ingediend, te goeder trouw is geweest. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat – kort gezegd – appellante mede aansprakelijk is voor de schulden van haar echtgenoot die als vennoot van de vennootschap onder firma ‘[…]’ (hierna: de v.o.f.) hoofdelijk aansprakelijk is voor deze schulden. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat appellante in beginsel, gelet op het aanhangig zijn van een verzoek tot faillietverklaring van de v.o.f., tijdens de looptijd van de schuldsanering aangesproken zou kunnen worden voor verhaal van mogelijke boedelschulden, zodat het verzoek op grond van artikel 288 lid 1 sub c van de Faillissementswet (Fw) niet kan worden toegewezen.
2.2 In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.2.1 Appellante (thans 66 jaar oud) is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met […]. Zij ontvangt een AOW-uitkering.
2.2.2 De totale schuldenlast van appellante bedroeg blijkens de verklaring ex artikel 285 lid 1 Fw op 20 december 2007 € 925.398,56.
2.2.3 Appellante heeft in hoger beroep gemotiveerd betwist dat – samengevat - de schulden niet te goeder trouw zijn aangegaan.
2.3 Bij de beoordeling van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling stelt het hof voorop dat de schuldenaar ingevolge (het per 1 januari 2008 in werking getreden) artikel 288 lid 1 sub b Fw voldoende aannemelijk dient te maken dat hij/zij ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn/haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder is geweest. Gelet hierop oordeelt het hof als volgt.
In hoger beroep dient ervan uit te worden gegaan dat de schulden van appellante enkel zijn ontstaan ten gevolge van het feit dat zij in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd met […], die als vennoot van de v.o.f. zakelijke schulden heeft gemaakt. Niet gebleken is dat appellante - die binnen bedoelde vennootschap geen zeggenschap heeft, noch werkzaamheden voor de vennootschap verricht - enige wetenschap had van het ontstaan dan wel onbetaald laten van de (vennootschaps)schulden. Gelet daarop is niet aannemelijk dat zij ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van de schulden niet te goeder trouw is geweest. Aan appellante dient derhalve een kans te worden geboden om uit haar financieel benarde situatie te komen.
2.4 Gelet op het hiervoor overwogene zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen en het onderhavige verzoek van appellante alsnog toewijzen, nu ook overigens aan de wettelijke vereisten is voldaan.
3. De beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep voorzover de beslissing zich richt tot appellante, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart alsnog op appellante de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing;
- verwijst de zaak naar de rechtbank Alkmaar om te worden voortgezet met inachtneming van het in dit arrest overwogene.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, S. Clement en R.J.Q. Klomp en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 4 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.