ECLI:NL:GHAMS:2008:BC9300
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling aan een echtgenote zonder zeggenschap binnen de vennootschap onder firma
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellante voor de wettelijke schuldsaneringsregeling. Appellante had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Alkmaar, dat op 17 januari 2008 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat appellante niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan van de schulden, omdat zij mede aansprakelijk was voor de schulden van haar echtgenoot, die als vennoot van een vennootschap onder firma (v.o.f.) hoofdelijk aansprakelijk was voor deze schulden. Appellante was gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en ontving een AOW-uitkering. De totale schuldenlast bedroeg op 20 december 2007 € 925.398,56.
In hoger beroep heeft appellante betwist dat de schulden niet te goeder trouw zijn aangegaan. Het hof heeft vastgesteld dat appellante geen zeggenschap had binnen de v.o.f. en geen werkzaamheden verrichtte. Bovendien was er geen bewijs dat zij enige wetenschap had van het ontstaan of onbetaald laten van de schulden. Het hof oordeelde dat appellante recht had op een kans om uit haar financieel benarde situatie te komen, en dat zij aan de wettelijke vereisten voldeed voor de schuldsaneringsregeling.
Het hof heeft daarom de beslissing van de rechtbank vernietigd en het verzoek van appellante alsnog toegewezen. De zaak is verwezen naar de rechtbank Alkmaar voor verdere behandeling, met inachtneming van de overwegingen in het arrest. Dit arrest biedt een belangrijke uitspraak over de toepassing van de schuldsaneringsregeling in situaties waarin de echtgenoot van de schuldenaar als vennoot van een v.o.f. verantwoordelijk is voor de schulden, en de rol van de echtgenote zonder zeggenschap in deze context.