ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3329
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Fiscale aftrekbaarheid van premies voor arbeidsongeschiktheidsverzekering en de reële aard van de overeenkomst
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 september 2005 uitspraak gedaan over de fiscale aftrekbaarheid van premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De belanghebbende, een directeur en enig aandeelhouder van XX B.V., had in 1999 en 2000 aangifte gedaan van een negatief inkomen en had premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering in aftrek gebracht als persoonlijke verplichtingen. De inspecteur van de Belastingdienst had echter de aanslagen opgelegd op basis van een belastbaar inkomen, wat leidde tot een geschil over de reële aard van de verzekeringsovereenkomst en de aftrekbaarheid van de betaalde premies.
Het Hof oordeelde dat de gesloten overeenkomst geen echte arbeidsongeschiktheidsverzekering was, maar dat de belanghebbende in wezen een fiscale aftrekpost wilde creëren. De inspecteur had gesteld dat de overeenkomst niet als een reële verzekering kon worden beschouwd, omdat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij zich medisch had laten keuren en dat de verzekering niet gebruikelijk was in de gegeven omstandigheden. Het Hof concludeerde dat de premies niet als persoonlijke verplichtingen konden worden aangemerkt en dus niet aftrekbaar waren.
De uitspraak benadrukt het belang van de reële aard van verzekeringsovereenkomsten in fiscale zaken en de noodzaak voor belastingplichtigen om aan te tonen dat zij daadwerkelijk een verzekering hebben afgesloten die voldoet aan de wettelijke eisen voor aftrekbaarheid. Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond voor wat betreft het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar, maar ongegrond voor de overige geschilpunten. De inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en het betaalde griffierecht werd vergoed.