ECLI:NL:CRVB:2025:983
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellant en de beoordeling van medische geschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant door het Uwv per 21 maart 2023. Appellant stelt dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat is om passende functies te vervullen en dat hij recht heeft op een ZW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het Uwv terecht heeft besloten de uitkering te beëindigen. De Raad volgt de conclusie van het Uwv dat appellant meer dan 65% kan verdienen van zijn laatst verdiende loon. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de stelling van appellant dat er een geregistreerd verzekeringsarts betrokken had moeten zijn in de primaire fase, niet wordt gevolgd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de conclusies van de verzekeringsartsen. De beëindiging van de ZW-uitkering blijft dus in stand.