ECLI:NL:CRVB:2025:98
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand naar de kostendelersnorm zonder commerciële huurrelatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van bijstand naar de kostendelersnorm aan appellante, die een kamer huurt van A. Appellante had eerder een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW), maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam had deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Na een nieuwe aanvraag werd bijstand toegekend met toepassing van de kostendelersnorm, omdat het college van mening was dat er geen sprake was van een commerciële huurrelatie. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat de huurprijs van € 300,- per maand wel degelijk commercieel was, en dat zij bijstand met terugwerkende kracht vanaf een eerdere datum wilde ontvangen.
De Raad heeft geoordeeld dat het college in zijn bewijslast is geslaagd en dat er geen commerciële huurrelatie was. De huurprijs was aanzienlijk lager dan de gemiddelde huurprijs voor vergelijkbare kamers en er was geen indexering van de huurprijs in het huurcontract opgenomen. De Raad heeft ook overwogen dat appellante geen bijzondere omstandigheden heeft aangetoond die rechtvaardigen dat bijstand met terugwerkende kracht zou moeten worden toegekend. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, wat betekent dat de toekenning van bijstand naar de kostendelersnorm met ingang van 1 november 2019 in stand blijft.