ECLI:NL:CRVB:2007:BB5522
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- K. Zeilemaker
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstandsverlening met terugwerkende kracht op basis van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die op 29 juni 2006 een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda had vernietigd. Het College had appellant een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend met ingang van 30 maart 2004, maar appellant verzocht om bijstandsverlening met terugwerkende kracht tot 1 januari 2004. De rechtbank oordeelde dat de ingangsdatum van de bijstand niet op een eerdere datum kon worden vastgesteld, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad stelde vast dat volgens vaste rechtspraak geen bijstand wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de bijstandsaanvraag is ingediend, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Appellant had zich op 14 januari 2004 gemeld voor een WW-uitkering, die op 9 maart 2004 werd afgewezen. Pas op 30 maart 2004 diende hij een aanvraag voor bijstand in. De Raad oordeelde dat het feit dat appellant zich eerder had gemeld voor een WW-uitkering niet voldoende was om te concluderen dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigden.
De Raad concludeerde dat het beleid van het College, dat bijstandsverlening met terugwerkende kracht kan worden beoordeeld als de belanghebbende zich binnen 8 dagen na een afwijzende beslissing meldt voor bijstand, als buitenwettelijk begunstigend beleid moet worden gekwalificeerd. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de bijstandsverlening met terugwerkende kracht in overeenstemming was met dit beleid. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.