ECLI:NL:CRVB:2025:976

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
24/482 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. F. Bovenberg, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de vaststelling van de maatmanomvang van een ex-werknemer. De ex-werknemer was op 9 december 2019 in dienst getreden bij appellante en is op 10 februari 2020 uitgevallen. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering heeft het Uwv vastgesteld dat de ex-werknemer 100% arbeidsongeschikt is. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de maatmanomvang, die door het Uwv op 52 uur per week was vastgesteld, en stelde dat deze niet representatief was vanwege reisuren die in rekening waren gebracht tijdens een opleiding.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 15 mei 2025. Tijdens de zitting is vastgesteld dat, ongeacht de maatmanomvang, het arbeidsongeschiktheidspercentage en de hoogte van de WIA-uitkering niet zouden veranderen. De Raad heeft appellante gevraagd naar haar procesbelang, waarop zij aangaf dat een lagere maatmanomvang mogelijk zou leiden tot een lagere arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in de toekomst.

De Raad oordeelde echter dat een mogelijke toekomstige (her)beoordeling onvoldoende actueel belang voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep opleverde. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante geen voldoende procesbelang had bij een inhoudelijk oordeel over de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

24/482 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
24 januari 2024, 22/5238 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante B.V.] te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 26 juni 2025

SAMENVATTING

Het hoger beroep van appellante tegen de vaststelling van de maatmanomvang is nietontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. F. Bovenberg hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft vragen van de Raad beantwoord.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 mei 2025. Voor appellante is mr. Bovenberg verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. de Rooij-Bal.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
[naam ex-werknemer] (ex-werknemer) is op 9 december 2019 bij appellante in dienst getreden als assistent bedrijfsleider in opleiding met een contractuele arbeidstijd van 38 uur per week. Op 10 februari 2020 is ex-werknemer uitgevallen voor zijn werk. Nadat hij een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had ingediend, heeft onderzoek plaatsgevonden door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat ex-werknemer bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft en heeft die beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst van 24 maart 2022. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat ex-werknemer niet meer geschikt is voor zijn laatste werk en heeft de maatmanomvang vastgesteld op 52 uur. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor exwerknemer onvoldoende functies kunnen selecteren, wat tot gevolg heeft dat de restverdiencapaciteit nihil is. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarom berekend op 100%.
1.2.
Het Uwv heeft bij besluit van 30 maart 2022 aan ex-werknemer met ingang van 7 februari 2022 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
1.3.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Dat bezwaar was gericht tegen de vaststelling van de maatmanomvang van de ex-werknemer. Appellante is van mening dat het Uwv bij de vaststelling van de maatmanomvang ten onrechte is uitgegaan van het aantal verloonde uren in het aangiftetijdvak januari 2021. Volgens appellante is het aantal verloonde uren van 52 uur per week in dat aangiftetijdvak niet representatief omdat de ex-werknemer in die periode reisuren verloond kreeg in verband met het volgen van een opleiding. Deze reisuren moeten volgens appellante niet worden meegenomen bij de berekening van de maatmanomvang.
1.4.
Bij besluit van 14 juli 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante handhaaft in hoger beroep het standpunt dat januari 2020 geen representatief aangiftetijdvak is nu in deze maand ook reisuren zijn verloond in verband met het volgen van een opleiding.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. In hoger beroep moet eerst ambtshalve de vraag worden beantwoord of appellante voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijk oordeel over de aangevallen uitspraak.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak [1] is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.
4.2.
Met partijen is ter zitting vastgesteld dat ook indien wordt uitgegaan van een andere maatmanomvang het arbeidsongeschiktheidspercentage van de ex-werknemer en de hoogte van de aan hem per 7 februari 2022 toegekende WIA-uitkering niet zullen wijzigen. De uitkomst van het hoger beroep kan dus niet tot een gunstiger resultaat voor appellante leiden. De Raad heeft appellante daarom verzocht te verduidelijken wat haar belang is bij onderhavige procedure. Appellante heeft toegelicht dat sprake is van een procesbelang in verband met een mogelijke toekomstige (her)beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van ex-werknemer, waarbij bij een lagere maatmanomvang de kans bestaat dat ex-werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt bevonden.
4.3.
Voorgaande vormt naar het oordeel van de Raad onvoldoende actueel belang voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Een mogelijke toekomstige (her)beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid vormt volgens vaste rechtspraak van de Raad onvoldoende actueel belang voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. [2] Bij een eventueel toekomstige beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid kan appellante de onjuistheid van de maatmanomvang opnieuw aan de orde stellen en zal het Uwv – zoals op zitting opgemerkt – dit aspect opnieuw beoordelen.
5. De overwegingen 4.1 tot en met 4.3 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep nietontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris als voorzitter en M.E. Fortuin en J.H. Ermers als leden, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2025.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) S.P.A. Elzer

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 8 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:887.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 13 december 2023, ECLI:NL;CRVB:023:2402.