ECLI:NL:CRVB:2025:976
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. F. Bovenberg, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de vaststelling van de maatmanomvang van een ex-werknemer. De ex-werknemer was op 9 december 2019 in dienst getreden bij appellante en is op 10 februari 2020 uitgevallen. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering heeft het Uwv vastgesteld dat de ex-werknemer 100% arbeidsongeschikt is. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de maatmanomvang, die door het Uwv op 52 uur per week was vastgesteld, en stelde dat deze niet representatief was vanwege reisuren die in rekening waren gebracht tijdens een opleiding.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 15 mei 2025. Tijdens de zitting is vastgesteld dat, ongeacht de maatmanomvang, het arbeidsongeschiktheidspercentage en de hoogte van de WIA-uitkering niet zouden veranderen. De Raad heeft appellante gevraagd naar haar procesbelang, waarop zij aangaf dat een lagere maatmanomvang mogelijk zou leiden tot een lagere arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in de toekomst.
De Raad oordeelde echter dat een mogelijke toekomstige (her)beoordeling onvoldoende actueel belang voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep opleverde. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante geen voldoende procesbelang had bij een inhoudelijk oordeel over de aangevallen uitspraak.