ECLI:NL:CRVB:2025:963
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afkeuring zorgovereenkomst en tariefbepaling voor zorginkoop uit pgb onder de Wlz
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die lijdt aan een psychiatrische stoornis, had een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd voor zorg onder de Wet langdurige zorg (Wlz). Het zorgkantoor had de zorgovereenkomst afgekeurd, omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 5.22, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling langdurige zorg (Rlz). De Raad oordeelde dat de appellant niet onafgebroken een pgb had ontvangen, aangezien hij van 2015 tot 2020 een pgb op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) had ontvangen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank dat het zorgkantoor terecht het lage tarief van € 21,14 had vastgesteld voor de zorgverlening. De appellant stelde dat er sprake was van ongelijke behandeling, maar de Raad oordeelde dat de wetgever bewust had gekozen voor deze regeling en dat er geen sprake was van gelijke gevallen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.