ECLI:NL:CRVB:2025:938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die door het Uwv op 76,55% was vastgesteld. Appellant was van mening dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen en dat hij niet in staat was de geselecteerde functies te vervullen. De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan het medisch oordeel van het Uwv. De Raad heeft ook de verzoeken van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn beoordeeld. De Raad concludeerde dat de redelijke termijn was overschreden met twee jaar en ruim twee maanden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 2.500,-. De Raad heeft het Uwv en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam werd vernietigd, en het beroep tegen het besluit van het Uwv werd ongegrond verklaard, met inachtneming van de gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv.