ECLI:NL:CRVB:2025:932

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
24/1078 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om met behoud van een Wajong-uitkering buiten Nederland te gaan wonen

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een verzoek van betrokkene om met behoud van zijn Wajong-uitkering naar het buitenland te verhuizen. Betrokkene, die sinds 2011 een Wajong-uitkering ontvangt, heeft meerdere verzoeken ingediend bij het Uwv om zijn uitkering te exporteren. Het Uwv heeft deze verzoeken afgewezen, onder andere omdat er geen uitzonderlijke situatie was die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde. Betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij afhankelijk is van de zorg van zijn moeder, die naar Hongarije wil verhuizen. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft besloten om de uitkering niet door te betalen bij verhuizing naar het buitenland. De Raad heeft vastgesteld dat er geen zwaarwegende redenen zijn om de hardheidsclausule toe te passen en dat de afwijzing van het verzoek van betrokkene in stand blijft. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen sprake is van een schending van artikel 8 van het EVRM, aangezien de keuze om naar het buitenland te verhuizen aan betrokkene zelf was.

Uitspraak

24/1078 WAJONG
Datum uitspraak: 11 juni 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 28 maart 2024, 23/1663 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven van [betrokkene] (betrokkene), laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht het verzoek van betrokkene om met behoud van zijn Wajong-uitkering buiten Nederland te gaan wonen heeft afgewezen. Volgens betrokkene heeft het Uwv ten onrechte geen toepassing gegeven aan de hardheidsclausule. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht het verzoek van betrokkene om export van zijn Wajong-uitkering heeft afgewezen.

PROCESVERLOOP

Namens betrokkene heeft mr. M. Görsültürk, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 19 maart 2025. Voor betrokkene is mr. Görsültürk verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
Ter zitting heeft mr. Görsültürk medegedeeld dat betrokkene inmiddels is overleden en dat de procedure wordt voortgezet.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Betrokkene, geboren op [geboortedatum] 1993, ontving sinds 2011 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Betrokkene heeft eerst bij brief van 24 maart 2020 verzocht zijn Wajong-uitkering te mogen exporteren naar het buitenland. Bij besluit van 24 april 2020 heeft het Uwv gesteld dat geen sprake is van een uitzonderlijke situatie om de uitkering van betrokkene buiten Nederland door te betalen. Op 25 maart 2022 heeft het Uwv een tweede verzoek van betrokkene voor export van zijn Wajong-uitkering ontvangen. Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uwv dit verzoek bij besluit van 18 juli 2022 afgewezen en medegedeeld dat de hardheidsclausule niet van toepassing is.
1.2.
Op 4 augustus 2022 heeft betrokkene het Uwv opnieuw verzocht zijn Wajong-uitkering te mogen exporteren naar het buitenland (Hongarije), met toepassing van de hardheidsclausule. Hierbij is vermeld dat betrokkene afhankelijk is van zijn moeder voor zijn verzorging en begeleiding. Daarnaast is vermeld dat moeder een emotionele band heeft met Hongarije, dat zij daar een huis heeft en de voornaamste reden voor de verhuizing een financiële reden is.
1.3.
Bij besluit van 17 augustus 2022 heeft het Uwv het verzoek van betrokkene afgewezen. Volgens het Uwv zijn er geen medische redenen die een noodzaak geven tot emigratie. Het Uwv heeft medegedeeld dat de hardheidsclausule niet van toepassing is en dat betrokkene niet met behoud van zijn uitkering in het buitenland kan gaan wonen.
1.4.
In de bezwaarfase heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzoek gedaan en een rapport opgesteld. Het Uwv heeft op basis hiervan geen aanleiding gezien voor wijziging van zijn standpunt en heeft het bezwaar van betrokkene bij besluit van 26 mei 2023 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
1.5.
De Wajong-uitkering is per 1 juli 2023 beëindigd omdat betrokkene per 20 juni 2023 is verhuisd naar het buitenland. Na zijn terugkeer in Nederland is betrokkene per 1 oktober 2023 weer in aanmerking gebracht voor een Wajong-uitkering.
Uitspraak van de rechtbank
2.1.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Daartoe heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv op goede gronden heeft vastgesteld dat er geen reden is om de hardheidsclausule toe te passen en dat de hoofdregel, het exportverbod, daarom van toepassing is.
2.2.
Betrokkene heeft bij zijn verzoek om de hardheidsclausule toe te passen laten weten dat de c-grond van artikel 2 van het Besluit Beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland (Besluit Beleidsregels) van toepassing is: hij is voor zijn verzorging afhankelijk van zijn moeder en zijn moeder is genoodzaakt om buiten Nederland te gaan wonen. Naar het oordeel van de rechtbank is betrokkene er niet in geslaagd aan te tonen dat hij voldoet aan de eisen om de hardheidsclausule toe te passen. Betrokkene heeft de gestelde afhankelijkheid van zijn moeder voor verzorging niet met stukken onderbouwd en niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank heeft daarbij meegewogen dat uit het dossier blijkt dat betrokkene eerder door anderen is verzorgd en begeleid en dat zijn moeder eerder, zonder betrokkene, is geëmigreerd naar Turkije en viermaal vijf weken in Hongarije heeft verbleven. Omdat betrokkene niet voldoet aan de eerste voorwaarde kan de vraag of de moeder van betrokkene genoodzaakt is om naar het buitenland te verhuizen in het midden blijven. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de stelling van betrokkene, dat het voor de Nederlandse samenleving financieel gunstiger zou zijn om hem met behoud van zijn uitkering naar het buitenland te laten emigreren, geen zwaarwegende reden oplevert om het exportverbod buiten toepassing te laten.
Het standpunt van betrokkene
3.1.
Betrokkene heeft in hoger beroep tegen de uitspraak aangevoerd dat hij de afhankelijkheid van zijn moeder voor verzorging en begeleiding in beroep voldoende heeft onderbouwd. Betrokkene heeft verwezen naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep waarin expliciet staat dat betrokkene “nu wel afhankelijk van zijn moeder is”. Verder heeft betrokkene aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte een onjuiste maatstaf heeft toegepast. De in het Besluit Beleidsregels genoemde voorbeelden zijn volgens betrokkene illustratief van aard. Uit het oordeel van de rechtbank blijkt ten onrechte niet of in de optiek van de rechtbank, ook als betrokkene niet afhankelijk zou zijn van de verzorging door zijn moeder, aan de hand van de omstandigheden van het individuele geval sprake is van zwaarwegende redenen voor betrokkene om buiten Nederland te gaan wonen en of het beëindigen van de uitkering een aanmerkelijk nadeel voor betrokkene met zich zou brengen. Betrokkene heeft tot slot gesteld dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het zelfbeschikkingsrecht van betrokkene en zijn recht op vrije keuze voor een verzorgende. Ook is volgens betrokkene hierbij ten onrechte geen rekening gehouden met het recht van vrije vestiging van de moeder van betrokkene. Daarnaast is geen rekening gehouden met het gezinsleven tussen betrokkene en zijn moeder.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit waarin is geweigerd om met behoud van de Wajong-uitkering buiten Nederland te gaan wonen, in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die betrokkene in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Op grond van artikel 2:11, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong geldt als uitsluitingsgrond voor het recht op Wajong-uitkering het niet in Nederland wonen. Het recht op arbeidsondersteuning eindigt op grond van artikel 2:16, eerste lid, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 2:13, eerste lid, van de Wajong met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen. Het Uwv kan dit zogeheten exportverbod op grond van artikel 2:13, derde lid, van de Wajong buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsondersteuning indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2.
In artikel 2 van het Besluit Beleidsregels is bepaald dat van een onbillijkheid van overwegende aard sprake is indien de jonggehandicapte naar het oordeel van het Uwv zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het beëindigen van het recht op arbeidsondersteuning of arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen om buiten Nederland te gaan wonen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig re-integratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.
4.3.
In de toelichting op het Besluit Beleidsregels is ten aanzien van het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder c, aangegeven dat de redenen waarom de verzorgende personen buiten Nederland gaan wonen objectief en dwingend van aard moeten zijn, en dus niet in overwegende mate gebaseerd op een eigen keuze. Verder is vermeld dat de hardheidsclausule steeds aan de hand van de omstandigheden van het individuele geval moet worden toegepast en dat er ook in andere dan de drie hiervoor genoemde situaties grond kan zijn voor toepassing van de hardheidsclausule. In alle gevallen beoordeelt het Uwv of de jonggehandicapte zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en of het eindigen van de uitkering voor hem een aanmerkelijk nadeel zal betekenen. Het Uwv beoordeelt de omstandigheden zoals die van toepassing zijn op het moment dat de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen.
4.4.
De Raad heeft eerder geoordeeld [1] dat de invulling die het Uwv in zijn beleidsregels aan de toepassing van de hardheidsclausule heeft gegeven niet onjuist of onredelijk is.
4.5.
De gronden die betrokkene in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden besproken en beoordeeld. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de door betrokkene genoemde omstandigheden niet aangemerkt kunnen worden als zwaarwegende redenen om met behoud van zijn Wajong-uitkering buiten Nederland te wonen. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden onderschreven.
4.6.
De Raad voegt hier aan toe dat ook geen sprake is van een ongerechtvaardigde schending van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het stond betrokkene immers vrij om al dan niet naar Hongarije te verhuizen. Dat een verhuizing naar het buitenland gevolgen heeft voor de Wajong-uitkering, betekent nog niet dat het bestreden besluit inbreuk maakt op het recht op familie- en gezinsleven als omschreven in artikel 8 van het EVRM. [2]

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van het verzoek van betrokkene tot export van de Wajong-uitkering in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt bestaat geen aanleiding het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten of te bepalen dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van A.M. Korver als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
(getekend) A.M. Korver

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Raad van 16 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:650.
2.Zie de uitspraak van de Raad van 22 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:903.