ECLI:NL:CRVB:2024:903
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering export Wajong-uitkering en medische behandeling in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de Wajong-uitkering van appellante te exporteren naar Turkije. Appellante, geboren in 1957, heeft sinds 1992 recht op een Wajong-uitkering en verzocht in 2021 om deze uitkering te mogen behouden terwijl zij naar Turkije verhuisde voor een alternatieve medische behandeling voor haar borstkanker. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat reguliere behandelingen in Nederland beschikbaar zijn en er geen medische indicatie was voor de gecombineerde behandeling die appellante in Turkije wenste. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 11 januari 2024, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. P. Salim, en het Uwv door mr. M. Sluijs. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de reguliere behandelingen voor borstkanker in Nederland beschikbaar zijn en dat appellante niet had aangetoond dat de door haar gewenste gecombineerde behandeling noodzakelijk was. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen zwaarwegende redenen waren om het exportverbod op de Wajong-uitkering op te heffen. De Raad wees ook het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen af, omdat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De uitspraak bevestigde dat appellante geen recht had op export van haar uitkering en dat haar keuze om naar Turkije te verhuizen niet leidde tot een schending van haar grondrechten.