In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 29 november 2010, waarbij de aanvraag van appellante voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellante stelt dat zij nieuwe medische gegevens heeft overgelegd die aantonen dat de eerdere beoordeling onjuist was en dat zij recht heeft op een uitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen van het eerdere besluit, omdat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangedragen in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De medische stukken die in bezwaar zijn overgelegd, waren al eerder beoordeeld bij eerdere aanvragen. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat de eerdere besluiten van het Uwv rechtens onaantastbaar zijn geworden en dat er geen aanleiding is om terug te komen op de afwijzing van de Wajong-aanvraag. De Raad wijst erop dat de beoordeling van de nieuwe informatie niet relevant is voor de vaststelling van nieuw gebleken feiten. De Centrale Raad veroordeelt het Uwv tot betaling van de proceskosten van appellante en het vergoeden van het griffierecht.