ECLI:NL:CRVB:2025:771
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en de ingangsdatum daarvan in het kader van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om de vraag of het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam terecht heeft geweigerd om aan appellant met ingang van 19 november 2018 bijstand toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft deze vraag bevestigend beantwoord. De Raad oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat bijstand met ingang van een eerdere datum dan 7 september 2020 wordt toegekend. De appellant had in 2018 een aanvraag voor bijstand ingediend, maar deze werd buiten behandeling gesteld. In 2021 diende hij opnieuw een aanvraag in, waarbij hij als ingangsdatum 7 september 2020 aangaf. Het college heeft deze aanvraag abusievelijk met terugwerkende kracht toegekend, maar stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden. De Raad concludeert dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het bestreden besluit in stand heeft gelaten, wordt bevestigd. Dit betekent dat de toekenning van bijstand met ingang van 7 september 2020 in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.