ECLI:NL:CRVB:2025:741
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA na herbeoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die een WIA-uitkering aanvraagt. De Raad oordeelt dat de mate van arbeidsongeschiktheid terecht is vastgesteld op 76,71%. De Raad volgt het oordeel van de door haar ingeschakelde deskundige, die op basis van een medisch onderzoek concludeert dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant. De Raad stelt vast dat het Uwv in eerdere besluiten niet altijd de juiste medische onderbouwing heeft gegeven, maar dat dit gebrek in hoger beroep is hersteld. De Raad oordeelt dat appellant niet is benadeeld door de eerdere schending van artikel 7:12 van de Awb, omdat de uitkomst van het besluit niet anders zou zijn geweest. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 2.721,-. Tevens moet het Uwv het griffierecht van € 136,- vergoeden aan appellant.