ECLI:NL:CRVB:2025:693
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante per 7 december 2022 door het Uwv. Appellante stelt dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor zij niet in staat zou zijn de geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad concludeert dat het medisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden na de heropening van het onderzoek volledig en zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overtuigend aangetoond dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag liggen, medisch passend zijn voor appellante. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het besluit in stand gelaten. De Raad bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het medisch oordeel onjuist is. De Raad wijst het verzoek van appellante om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante en bepaalt dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht vergoedt.