ECLI:NL:CRVB:2025:58
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over niet-ontvankelijkheid van beroep inzake WIA-uitkering en procesbelang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een geschil tussen appellante, een B.V., en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een voorschot en de daaropvolgende WIA-uitkering aan een ex-werkneemster van appellante. De rechtbank had het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante geen procesbelang zou hebben. Appellante heeft hoger beroep ingesteld, maar de Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen procesbelang aanwezig is. De Raad heeft overwogen dat het enkele feit dat appellante als werkgever belanghebbende is, niet betekent dat zij ook een concreet belang heeft bij het maken van bezwaar of het instellen van beroep. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep als herhalingen van eerdere gronden beschouwd en heeft de uitspraak van de rechtbank onderschreven. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat het onaannemelijk werd geacht dat appellante schade heeft geleden door de besluitvorming van het Uwv.