Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek tot schorsing van de terugbetalingsperiode van een studieschuld. De appellant, die in de Verenigde Staten een PhD-studie wil volgen, is van mening dat hij als student moet worden aangemerkt in de zin van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft echter geoordeeld dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor studiefinanciering, omdat een PhD-programma niet als kwalificerende opleiding wordt beschouwd. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad van Beroep is bevestigd. De Raad oordeelt dat de minister terecht het verzoek om schorsing heeft afgewezen, omdat de appellant op basis van zijn PhD-opleiding niet als student wordt aangemerkt. Daarnaast is het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de procedure niet langer dan vier jaar heeft geduurd. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om af te wijken van de wetgeving en dat de appellant andere mogelijkheden heeft om zijn financiële situatie te verlichten.