ECLI:NL:CRVB:2025:552
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verlaging en terugvordering AOW-pensioen en intrekking AIO-aanvulling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, een vrouw woonachtig in Portugal, was het niet eens met de verlaging en terugvordering van haar AOW-pensioen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had geconcludeerd dat appellante vanaf 1 januari 2016 niet duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot, ondanks haar claim dat dit wel het geval was. De Raad oordeelde dat de Svb terecht had vastgesteld dat appellante recht had op een gehuwdenpensioen en niet op een ongehuwdenpensioen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat de Svb de AOW terecht had verlaagd en de terugvordering van te veel betaald pensioen gerechtvaardigd was. De Raad oordeelde ook dat de kostenvergoeding die aan appellante was toegekend correct was vastgesteld. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder iemand als duurzaam gescheiden kan worden aangemerkt en bevestigt de noodzaak van feitelijke omstandigheden in deze beoordeling. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde, waardoor de eerdere beslissingen in stand bleven.