ECLI:NL:CRVB:2025:540
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan appellante, waarbij het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld op 41,33% per 31 januari 2022. Appellante is van mening dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en kan daarom de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 20 februari 2025, waarbij appellante en haar gemachtigde niet aanwezig waren. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. C. Roele.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid correct heeft beoordeeld. De medische grondslag voor de vaststelling van de belastbaarheid van appellante is voldoende onderbouwd. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder haar verwijzing naar de Richtlijn Depressie voor bedrijfsartsen, niet gevolgd. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.
De Raad heeft geoordeeld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De toekenning van de WIA-uitkering aan appellante blijft dan ook in stand, evenals de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 41,33%. Aangezien het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.