ECLI:NL:CRVB:2021:785
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een appellante in het kader van de Wet WIA na een ziekmelding met psychische en lichamelijke klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellante, die zich op 18 augustus 2014 ziek had gemeld met psychische en lichamelijke klachten, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van het Uwv om haar geen WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Centrale Raad onderschrijft deze overwegingen en concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend heeft gemotiveerd dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat is om haar eigen werk als algemeen medewerker inpak voor 28,74 uur per week te verrichten. De Raad oordeelt dat de door appellante aangevoerde argumenten, waaronder de stelling dat de verzekeringsartsen zich te veel hebben laten leiden door sociaal-culturele factoren en dat er geen overleg is gepleegd met haar behandelend arts, onvoldoende zijn om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. De Raad wijst het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen af, evenals haar verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.