ECLI:NL:CRVB:2025:535
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant per 16 september 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant betwist deze beslissing en stelt dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de deskundige, prof. dr. G.F. Koerselman, heeft op 23 april 2024 een rapport uitgebracht waarin hij concludeert dat appellant op de datum in geding inderdaad een depressieve stoornis van lichte tot matige ernst had, maar dat er geen reden is om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend, omdat de medische beoordeling van de deskundige overtuigend is en de beperkingen in de FML passend zijn voor de psychische problematiek van appellant. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die eerder het beroep van appellant gegrond verklaarde, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.