Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
27 januari 2020 een gesprek heeft gehad met een medewerkster van het Uwv waarbij ook de moeder van betrokkene en de boekhouder aanwezig waren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft betrokkene aannemelijk gemaakt dat deze Uwv-medewerkster toezeggingen dan wel uitlatingen heeft gedaan waaruit hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het Uwv zijn inkomsten als zelfstandige zou korten op zijn Wajong-uitkering. Hierbij is van belang dat het initiatief voor het aanvragen van het gesprek afkomstig is geweest van betrokkene en zijn boekhouder omdat betrokkene wilde weten hoe het Uwv zou omgaan met zijn mogelijke winst in 2019. Op basis van de uitkomst van dit gesprek heeft de boekhouder ervoor gekozen om de investeringen die betrokkene in 2019 heeft gedaan niet direct in 2019 als kosten op te voeren, maar deze over meerdere jaren uit te smeren. Aannemelijk is dat de boekhouder naar aanleiding van de uitlatingen van de betreffende medewerkster van het Uwv voor deze boekhoudkundige oplossing heeft gekozen. Als deze medewerkster de vermeende uitlatingen niet had gedaan lag het in de rede dat de boekhouder de investeringen direct in 2019 als kosten had opgevoerd om zo een terugvordering te voorkomen. Volgens de rechtbank kunnen de toezeggingen aan het Uwv worden toegerekend. De rechtbank oordeelt dat het beroep van betrokkene op het vertrouwensbeginsel slaagt en dat het bestreden besluit daarom niet in stand kan blijven.
Wajong-uitkering.
Het oordeel van de Raad
27 januari 2020 de mededeling is gedaan dat zijn verdiensten geen gevolgen hebben voor de hoogte van zijn Wajong-uitkering. Echter, enige onderbouwing hiervan heeft hij niet geleverd. De betreffende medewerkster van het Uwv kan zich – gelet op haar e-mail van
4 juni 2021 – niet precies de inhoud van het gesprek met betrokkene en de boekhouder herinneren, maar wel heeft zij geciteerd wat zij destijds, na dit gesprek, heeft vastgelegd in het systeem. Zo staat hierin vermeld dat de definitieve berekening door het Uwv wordt gemaakt nadat het Uwv de aanslag van de inkomstenbelasting van de fiscus heeft ontvangen. Deze tekst staat haaks op de door betrokkene gestelde mededeling en ook overigens bevat de e-mail van 4 juni 2021 geen indicatie dat tegenover betrokkene mededelingen of uitlatingen zijn gedaan met de strekking zoals hij stelt. Gelet op de besluiten van 13 augustus 2018 en 25 juli 2019 zijn betrokkene bovendien eerder en ook voor het jaar 2019 – vanwege zijn inkomsten als zelfstandige – voorschotten toegekend in afwachting van de gegevens van de Belastingdienst over zijn inkomsten. Gelet op deze besluiten had het betrokkene voldoende duidelijk moeten zijn dat de inkomsten van belang zijn bij het definitief vaststellen van de Wajong-uitkering.