ECLI:NL:CRVB:2025:472

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
24/640 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van AOW-pensioen aanvraag

In deze uitspraak wijst de Centrale Raad van Beroep een door verzoekster ingediend herzieningsverzoek af. Verzoekster, woonachtig in Marokko, heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 22 september 2023. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 13 februari 2025, maar verzoekster is niet verschenen en de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft zich niet laten vertegenwoordigen. De Raad had eerder in september 2023 het verzet van verzoekster tegen een eerdere uitspraak ongegrond verklaard. Deze eerdere uitspraak ging over de weigering van toekenning van een AOW-pensioen aan verzoekster, omdat zij niet verzekerd was voor de Algemene Ouderdomswet (AOW). Verzoekster heeft in haar verzoek om herziening aangevoerd dat haar echtgenoot wel verzekerd was voor de AOW en dat zij na zijn overlijden een nabestaandenuitkering heeft ontvangen. De Raad oordeelt echter dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoen aan de strikte voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor herziening. Het verzoek om herziening wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2025.

Uitspraak

24/640 AOW
Datum uitspraak: 27 maart 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 22 september 2023, 22/110 AOW-PV
Partijen:
[verzoekster] te Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
In deze uitspraak wijst de Raad een door verzoekster ingediend herzieningsverzoek af.

PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft gevraagd om herziening van de uitspraak van de Raad van 22 september 2023. [1]
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2025. Verzoekster is niet verschenen. De Svb heeft zich met bericht niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

Voorafgaand aan het verzoek om herziening
1. De Raad heeft op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een zaak van verzoekster. In die uitspraak is het verzet tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 18 augustus 2022 [2] ongegrond verklaard. In de laatstgenoemde uitspraak is het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2021, 21/87 niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoekster te laat hoger beroep had ingesteld. Inhoudelijk ging de zaak bij de rechtbank over de weigering van toekenning van een AOW [3] -pensioen aan verzoekster, omdat zij niet verzekerd was voor die wet.
2. Verzoekster heeft de Raad in haar verzoek om herziening erop gewezen dat haar echtgenoot wel verzekerd was voor de AOW en dat zij na zijn overlijden een nabestaandenuitkering heeft ontvangen. Verzoekster wil graag een AOW-pensioen, zodat zij in haar persoonlijke behoeftes kan voorzien.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Toetsing van een verzoek om herziening
3.1.
Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is niet bedoeld om een hernieuwde discussie over de desbetreffende uitspraak te voeren of te openen maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te herstellen.
3.2.
Dit kan alleen indien is voldaan aan de strikte, cumulatieve voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. [4] Herziening van een uitspraak op grond van dat artikel is alleen mogelijk op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en;
c. tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden als zij bij de bestuursrechter eerder bekend waren geweest.
Wat verzoekster aanvoert, kan niet leiden tot herziening
3.3.
Verzoekster heeft aangevoerd dat haar echtgenoot verzekerd was voor de AOW en dat zij na zijn overlijden een nabestaandenuitkering heeft ontvangen. Dit zijn in deze zaak echter geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
3.4.
Hieruit volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
3.5.
Omdat het verzoek om herziening niet slaagt, bestaat voor een veroordeling in de proceskosten geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2025.
(getekend) Y. Sneevliet
(getekend) M. Dafir

DECISION

Le Centrale Raad van Beroep (conseil central d’áppel) déclare lópposition non fondée.
Ce verdict a été fait par Y. Sneevliet en presence de M. Dafir en qualité de greffier. La décision a été prononcée en public le 27 mars 2025.
(signé) Y. Sneevliet
(signé) M. Dafir

Voetnoten

3.Algemene Ouderdomswet.
4.Algemene wet bestuursrecht.