ECLI:NL:CRVB:2025:449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van terugkomen op het besluit tot afwijzing van een Wajong-uitkering op basis van nieuwe medische informatie
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen op een eerder besluit van 1 november 2010, waarin haar aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellante stelt dat er nieuwe medische informatie is, namelijk de diagnose ME/CVS, die aantoont dat zij op haar achttiende jaar jonggehandicapt was. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 6 februari 2025, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. H.S. Eisenberger, en het Uwv door E.C. van der Meer.
De Raad oordeelt dat het Uwv op goede gronden heeft besloten om niet terug te komen op de eerdere afwijzing. De Raad stelt vast dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerdere beslissing rechtvaardigen. De diagnose ME/CVS, die in 2015 is gesteld, wordt niet als nieuw feit beschouwd, omdat de klachten die tot deze diagnose hebben geleid pas na het achttiende jaar zijn ontstaan. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de door appellante overgelegde informatie geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die een herbeoordeling van de eerdere besluiten rechtvaardigen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat er geen recht is op een Wajong-uitkering op basis van toegenomen arbeidsongeschiktheid, omdat er geen bewijs is dat appellante voor haar achttiende jaar beperkingen had als gevolg van ME/CVS. De beslissing van het Uwv om geen onafhankelijke deskundige te benoemen wordt eveneens onderschreven, omdat er geen twijfel bestaat aan de medische beoordeling. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.