ECLI:NL:CRVB:2025:448
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant door het Uwv per 4 april 2023, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant betwist deze beslissing en stelt dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor hij niet in staat zou zijn om de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 19 februari 2025, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.J.L.M. van den Reek, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.W. van Schaik.
De Raad oordeelt dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. De Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat de medische onderzoeken door de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn uitgevoerd. Appellant heeft geen nieuwe medische argumenten of informatie overgelegd die de eerdere beoordelingen van het Uwv zouden ondermijnen. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant en dat de geduide functies geschikt zijn. Het verzoek van appellant om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente wordt afgewezen, evenals de vergoeding van proceskosten, omdat het hoger beroep niet slaagt.