ECLI:NL:CRVB:2025:445
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante per 9 september 2022, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft besloten de uitkering te beëindigen. Appellante, die voorheen als algemeen ondersteunend medewerkster werkte, heeft aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft vastgesteld. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de geschiktheid voor de maatmanarbeid niet kan worden onderschreven, maar dat appellante wel geschikt is voor de geselecteerde functies. De zaak is behandeld op een zitting op 5 februari 2025, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M. Berkel, en het Uwv door drs. I.M. Veringmeier. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat door de Raad is bevestigd. De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante. De Raad heeft de beroepsgronden van appellante niet gevolgd en de beëindiging van de WIA-uitkering in stand gehouden.