ECLI:NL:CRVB:2025:433
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid met voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die voorheen als chauffeur werkte, heeft zich ziekgemeld met rugklachten en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 13 februari 2025, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A. Alkir, en het Uwv door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
De Raad oordeelt dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De medische en arbeidskundige onderbouwing van het Uwv is voldoende en de geselecteerde functies zijn passend voor appellant. De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad stelt dat de verzekeringsartsen van het Uwv de beperkingen van appellant adequaat hebben beoordeeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan hun conclusies. Appellant's argumenten over zijn beperkingen en de geschiktheid van de functies worden niet gevolgd.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de beslissing van de rechtbank. Dit betekent dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft en dat er geen grond is voor schadevergoeding of proceskostenvergoeding.