ECLI:NL:CRVB:2025:399
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.A. Timmer
- R.R. Olde Engberink
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor inrichtingskosten na verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor inrichtingskosten. Appellant, die na meerdere verhuizingen bijstand ontving, had bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten van woninginrichting. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had deze aanvraag afgewezen, omdat appellant volgens hen had moeten reserveren voor deze kosten. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat het college onvoldoende rekening had gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 10 december 2024, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. Salhi, en het college werd vertegenwoordigd door mr. R.K. Singh. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij door bijzondere omstandigheden niet had kunnen reserveren voor de kosten. De Raad benadrukte dat de kosten van verhuizing en woninginrichting in principe uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.
De Raad concludeerde dat de omstandigheid dat appellant minder bijstand ontving door de kostendelersnorm niet betekende dat hij niet had kunnen reserveren. Ook de vermeende uitzichtloze schuldensituatie werd niet onderbouwd. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank Den Haag werd bevestigd. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.