ECLI:NL:CRVB:2025:351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Definitieve vaststelling subsidiebedrag tegemoetkoming loonkosten NOW-2 en terugvordering voorschot
In deze zaak gaat het om de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming voor loonkosten op basis van de NOW-2. De minister heeft het subsidiebedrag lager vastgesteld dan het voorschot, omdat de loonsom in de periode van juni tot en met september 2020 lager is dan de loonsom over de referentiemaand maart 2020. De gewijzigde aandeelhoudersstructuur van appellante heeft geen aanleiding gegeven om af te wijken van de standaardberekening. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. De minister heeft terecht de subsidie vastgesteld op € 30.109,- en een bedrag van € 53.431,- van appellante teruggevorderd. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt gehandhaafd dat er bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de berekeningswijze rechtvaardigen, maar de Raad oordeelt dat deze omstandigheden niet aanwezig zijn. De Raad concludeert dat de minister de subsidie op een lager bedrag heeft vastgesteld in overeenstemming met de NOW-2 en dat de terugvordering van het voorschot niet onevenredig is. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.